Woorden 2.4 Flashcards
(106 cards)
1
Q
de kaart, het menu
A
la carta
2
Q
de ober
A
el/la camarero/-a
3
Q
de rekening
A
la cuenta
4
Q
het gerecht
A
el plato
5
Q
het vlees
A
la carne
6
Q
de vis
A
el pescado
7
Q
de ham
A
el jamón
8
Q
het ijs
A
el helado
9
Q
het fruit
A
la fruta
10
Q
de tafel
A
la mesa
11
Q
het ei
A
el huevo
12
Q
het zout
A
la sal
13
Q
de salade
A
la ensalada
14
Q
de kaas
A
el queso
15
Q
de sla
A
la lechuga
16
Q
de knoflook
A
el ajo
17
Q
het drankje
A
la bebida
18
Q
de frisdrank
A
el refresco
19
Q
de koffie
A
el café
20
Q
het glas
A
la copa
21
Q
het mineraalwater
A
el agua sin gas
22
Q
dorst hebben
A
tiener (ie) sed
23
Q
honger hebben
A
tener (ie) hambre
24
Q
lekker, rijk
A
rico/-a
25
gezond
sano/-a
26
vegatarisch, vegatariër
vegetariano/-a
27
koken
cocinar
28
proeven, proberen
probar (ue)
29
pittig
picante
30
zoet
dulce
31
zout
salado/-a
32
rond
redondo/-a
33
plat
plano/-a
34
heerlijk
delicioso/-a
35
beroemd
famoso/-a
36
de vraag
la pregunta
37
het antwoord
la respuesta
38
het probleem
el problema
39
het woord
la palabra
40
vragen, bestellen
pedir (i)
41
kiezen
elegir (i)
42
betekenen
significar
43
vergeten
olvidar
44
naar binnen gaan
entrar
45
bereiden, klaarmaken
preparar
46
weten
saber
47
liever willen
preferir (ie)
48
bedekken
cubrir
49
zich verzetten, weerstand bieden aan
resistir
50
toevoegen
echar
51
denken
pensar (ie)
52
nemen, drinken
tomar
53
betekenen
significar
54
la carta
de kaart, het menu
55
el/la camarero/-a
de ober
56
la cuenta
de rekening
57
el plato
het gerecht
58
la carne
het vlees
59
el pescado
de vis
60
el jamón
de ham
61
el helado
het ijs
62
la fruta
het fruit
63
la mesa
de tafel
64
el huevo
het ei
65
la sal
het zout
66
la ensalada
de salade
67
el queso
de kaas
68
la lechuga
de sla
69
el ajo
de knoflook
70
la bebida
het drankje
71
el refresco
de frisdrank
72
el café
de koffie
73
la copa
het glas
74
el agua sin gas
het mineraalwater
75
tiener (ie) sed
dorst hebben
76
tener (ie) hambre
honger hebben
77
rico/-a
lekker, rijk
78
sano/-a
gezond
79
vegetariano/-a
vegatarisch, vegatariër
80
cocinar
koken
81
probar (ue)
proeven, proberen
82
picante
pittig
83
dulce
zoet
84
salado/-a
zout
85
redondo/-a
rond
86
plano/-a
plat
87
delicioso/-a
heerlijk
88
famoso/-a
beroemd
89
la pregunta
de vraag
90
la respuesta
het antwoord
91
el problema
het probleem
92
la palabra
het woord
93
pedir (i)
vragen, bestellen
94
elegir (i)
kiezen
95
significar
betekenen
96
olvidar
vergeten
97
entrar
naar binnen gaan
98
preparar
bereiden, klaarmaken
99
saber
weten
100
preferir (ie)
liever willen
101
cubrir
bedekken
102
resistir
zich verzetten, weerstand bieden aan
103
echar
toevoegen
104
pensar (ie)
denken
105
tomar
nemen, drinken
106
significar
betekenen
