Woorden Leanbox 1 Flashcards
(62 cards)
1
Q
Aber
A
Maar
2
Q
Auch
A
Ook
3
Q
Das Bundesland
A
De deelstaat
4
Q
Es gibt
A
Er is
Er zijn
5
Q
Die Hauptstad
A
De hoofdstad
6
Q
Immer
A
Altijd
7
Q
Nett
A
Aardig
8
Q
Oft
A
Vaak
9
Q
Vielleicht
A
Misschien
10
Q
Wichtig
A
Belangrijk
11
Q
Bis
A
Tot
12
Q
Ein bisschen
A
Een beetje
13
Q
Ohne
A
Zonder
14
Q
Schon
A
Al
15
Q
Seit
A
Sinds
16
Q
Üben
A
Oefenen
17
Q
Der Vorname
A
De voornaam
18
Q
Weil
A
Omdat
19
Q
Zuerst
A
Eerst
20
Q
De broer
A
Der bruder
21
Q
Het gezin
A
Die Familie
22
Q
Het kleinkind
A
Der Enkel
23
Q
De grootouders
A
Die Großeltern
24
Q
De moeder
A
Die Mutter
25
De zus
Die Schwester
26
De zoon
Der Sohn
27
De stiefmoeder
Die Stiefmutter
28
De dochter
die Tochter
29
De vader
der Vater
30
Endlich
Eindelijk
31
Ganz
Heel
32
Jetzt
Nu
33
Kochen
Koken
34
Reden
Praten
35
der Spaß
Het plezier
36
Später
Later
37
täglich
Dagelijks
38
zum Beispiel
bijvoorbeeld
39
Zusammen
Samen
40
der Erfolg
het succes
41
etwas
Iets
42
Leider
Helaas
43
Schlim
Erg
44
sich treffen
afspreken
45
Verschieden
Verschillend
46
Verstehen
Begrijpen
47
Wieder
Weer
48
Wirklich
Echt
49
das Wochenende
het weekend
50
In januari
Im Januar
51
Januari
der Januar
52
februari
der Februar
53
maart
der März
54
April
Der April
55
mei
der Mai
56
juni
der Juni
57
juli
der Juli
58
augustus
der August
59
september
der September
60
Oktober
der Oktober
61
november
der November
62
december
der Dezember
