woorden Toets Flashcards

(40 cards)

1
Q

de alfabeet

A

iemand die kan lezen en schrijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

de algemene ontwikkeling

A

bepaalde hoeveelheid kennis op verschillende gebieden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

buitensluiten

A

er niet bij mogen horen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

de digitale geletterdheid

A

digitaal vaardig zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

gecijferd

A

wie met getallen en wiskundige begrippen om kan gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

geletterd

A

wie kan lezen en schrijven, wie veel algemene kennis heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

toelichten

A

uitleggen wat iets betekent of hoe iets werkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

de woordenschat

A

alle woorden en uitdrukkingen die iemand kent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

afleiden

A

iets begrijpen door wat je ziet of hoort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

de context

A

tekst rondom een woord of woordgroep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

de drang

A

sterke behoefte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

effectief

A

waardoor het beoogde doel bereikt wordt, succesvol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

in aanraking komen met

A

te maken hebben met, contact maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

de strategie

A

manier waarop je iets doet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

het synonie

A

ander woord met dezelfde betekenis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

het voorwerp

A

een ding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

de analfabeet

A

iemand die niet kan lezen en schrijven

18
Q

de dyslexie

A

leerstoornis waardoor je moeite hebt met het lezen en spellen
van woorden

19
Q

failliet

A

als je je schulden niet meer kunt betalen

20
Q

de kliniek

A

medische inrichting waar cliënten hulp wordt gegeven

21
Q

de laaggeletterdheid

A

moeite hebben met lezen en schrijven

22
Q

de oorzaak

A

waardoor iets komt of gebeurt

23
Q

het trefwoord

A

kenmerkend woord

24
Q

verkennen

A

rondkijken om te zien hoe het is

25
de architect
iemand die huizen, gebouwen of steden bedenkt en tekent
26
de beschrijving
woorden waarmee je iets omschrijft
27
brainstormen
in korte tijd zo veel mogelijk nieuwe ideeën bedenken
28
bijstellen
het zo veranderen dat het weer goed is
29
het fragment
gedeelte
30
geen klap uitvoeren
niks doen
31
de handen ineenslaan
samenwerken
32
hoopvol
veel van iets verwachten
33
het aanbod
dat waaruit je kan kiezen
34
de auteur
schrijver
35
de behoefte
wat je nodig hebt of waarnaar je verlangt
36
de catalogus
lijst waarin iets geordend staat
37
het filter
instelling om informatie te selecteren
38
het genre
soort verhaal
39
het kenmerk
wat typisch is voor iets of iemand
40
het lidmaatschap
lid zijn van iets