Woordenlijst Flashcards

1
Q

Failliet gaan

A

Een bedrijf dat failliet gaat,kan zijn schulden niet meer betalen en moet daarom sluiten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

De werkzoekende

A

Een werkzoekende is iemand die op zoek is naar werk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De gewassen

A

Gewassen zijn planten die op een stuk land groeien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De grondstof

A

Een grondstof is een materiaal waaruit men een product maakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De werkgever

A

Een werkgever is iemand die werk geeft (in zijn/haar bedrijf) aan iemand anders.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

De werknemer

A

De werknemer is iemand die werkt voor iemand anders.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

De import

A

Import is goederen inkopen uit een ander land.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De export

A

Export is goederen verkopen aan een ander land.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

De bulk

A

Goederen die men niet per stuk verpakt, maar die los in de laadruimte van een schip,trein of vrachtwagen zijn geladen noemt men de bulk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De plantage

A

Een plantage is een akker in een warm land(vb een rijstplantage).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

De cacaobonen

A

Cacaobonen zijn zaden in de vruchten van de cacaoboom. Van cacaobonen wordt bv. chocolade gemaakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

De machete

A

Een machete is een groot kapmes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

De opbrengst

A

De opbrengst is het geld dat je met een bepaalde activiteit hebt verdiend(bv.een inzameling voor het goede doel).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

De inkomsten(het inkomen)

A

Het geld dat iemand verdient met zijn/haar job,noemt men de inkomsten of het inkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Duurzaam

A

Iets dat je lang kan gebruiken zonder dat het stukgaat is duurzaam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

De uitgaven

A

Het geld dat iemand uitgeeft noemt men zijn/haar uitgaven.

17
Q

Cash(geld)

A

Cash is geld in de vorm van biljetten en muntstukken.

18
Q

De betaalapp

A

Een betaalapp is een manier om via een smartphone te betalen.

19
Q

De vreemde munten

A

Een vreemde munt is geld uit een ander land(bv.de Britse pond).

20
Q

De zelfstandigen

A

Een zelfstandige is iemand die op eigen houtje een job uitoefent. Bv.een huisarts is een zelfstandige.