woordenlijst Flashcards

Historisch Bewustzijn (51 cards)

1
Q

Hannibal (politiek)

A

Een carthaagse generaal die in de 2de punische oorlog Latium binnen viel vanuit de alpen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

stadstaat (politiek)

A

verschillende steden en het achterland daarvan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Romeinse koningstijd (politiek)

A

De periode van 753 v.C. tot 509 v.C. die werd gezien als het koningkrijk. In deze periode heerste een iemand (koning) als dictator.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

slaven (sociaal)

A

Mensen die moesten werken voor een patronus hun hele leven lang.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Scipio Africanus (politiek)

A

De Romeinse generaal die door een slimme hinderlaag (het aanvallen van Carthago) won van Hannibal in de 2de punische oorlog.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

patriciërs (sociaal)

A

De rijke familia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wetegevende macht (politiek)

A

De macht die beslist over de wetten (De volksvergadering)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Romeins burgerrecht (sociaal)

A

Een stadstaat kon deze toegewezen gekregen hebben, dan had deze stad meer rechten en moest deze geen soldaten leveren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

opperbevelhebber (politiek

A

De koning was opperbevelhebber, hij besloot over oorlog/vrede en de wetten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Etrusken (sociaal)

A

Een bevolkingsgroep in het noorden van Latium die een grote invloed hadden op het romeinse rijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

plebejers (sociaal)

A

het gewone volk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

graanschuur van het Middellandse zeegebied (economisch)

A

Sicilië

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

imperialisme (politiek)

A

honger naar meer macht en eer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

cliens (sociaal)

A

Mensen die klusjes kwamen vragen aan de patronus die in ruil dan eten of iets kostbaars gaf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Latium (politiek)

A

Het gebied rond Rome. (het romeinse rijk)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Italiaanse Schiereiland (economisch)

A

Het stuk land dat wij nu Italië noemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

herstelbetalingen (economisch)

A

Een bedrag dat de verliezende kant van een oorlog moet betalen aan de winnende kant als schade vergoeding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

patronus (politiek)

A

Een rijke man (magistraat) die armere mensen hielp in ruil voor vertrouwen en hun stem als politieker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

monopolie (economisch)

A

Letterlijk ‘1 markt’. Waar een product maar beschiktbaar is op 1 plek/door 1 aanbieder.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

rijk (politiek)

A

een staat die voorkomt uit ander verslagen stadstaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

res publica (politiek)

A

latijnse naam voor een rebubliek. Letterlijk ‘de zaak van het volk’.

22
Q

volksvergadering (politiek)

A

De vergadering waar alle mannelijke burgers van Rome naartoe mochten komen om mee te beslissen over: wetten, oorlog/vrede. Maar in de praktijk had de volksvergadering bijna geen macht.

23
Q

pontifex maximus (politiek)

A

Was de opperpriester in de romeinse republiek.

24
Q

patriarchale samenleving (sociaal)

A

een samenleving waar mannen meer rechten hadden als vrouwen

25
vetorecht (politiek)
Hiermee konden consul's elkaar beslissingen blokeren.
26
veeteelt (economisch)
het fokken van dieren om zelf te overleven
27
solidariteit (sociaal)
het idee van saamhorigheid, betrokkenheid bij de strijd of het lijden van anderen
28
senaat (politiek)
een raadgevende vergadering die raad gaf aan de magistraten.
29
gladiatoren (sociaal)
Mensen die vechten in een arena tot de dood.
30
akkerbouw (economisch)
het planten van planten om zelf te overleven
31
Puniërs (sociaal)
Ander woord voor de Carthagen. Deze leefden in Carthago in het noorden van Afrika.
32
ongelijkheid (sociaal)
dat niet iedereen als even belangrijk wordt gezien in de samenleving. En hierdoor minder rechten kreeg.
33
cursus honorum (politiek)
Het vast carrièrepad om een consul te worden.
34
pater familias (sociaal)
het hoofd van de familie, de vader
35
uitvoerende macht (politiek)
Zij beslissen of er oorlog of vrede is, dit komt meestal op voorstelling van de volksvergadering/senaat (magistraten)
36
Romeinse republiek (politiek)
In Rome werd dit opgedeelt in 3 groepen: de volksvergadering (mannelijke burgers), de senaat (vooral patriciërs) en de magistraten (verkozen machthebbers) die elk hun eigen rol hadden.
37
opperpriester (cultureel)
De koning was opperpriester, hij stond aan het hoofd van de kerk
38
dictator (politiek)
een alleenheerser
39
proconsul (politiek)
een consul met pension, werd meestal gouverneur van een provincia
40
Latijnse steden (economisch)
Een stad in Latium. Deze werd gebouwd door de Romeinen.
41
prestige (politiek)
gezag, aanzien en succes
42
familia (sociaal)
een Romeinse familie
43
standenmaatschappij (sociaal)
Mensen hebben meer rechten dan andere als deze hoger in de standenmaatschappij zaten. Bij de romeinen: patriciërs(vrij, hoogst), plebejers(vrij, 2de hoogst), vreemdelingen(vrij) tot slot de slaven(onvrij, onderaan de trap)
44
Romeinse magistraten (politiek)
verkozen machthebbers die de beslissing van de wetgevende macht uitvoerden. De functie werd bepaalt door de rang in de cursus honorum.
45
gens (sociaal)
een groep van verschillende familia die allemaal dezelfde voorouder had.
46
sedentair (sociaal)
het blijven op 1 plek
47
rechterlijke macht (politiek)
het rechtspreken en beslissen over schuldig en onschuldig. Deze macht lag bij de magistraten (preators).
48
migranten (sociaal)
een groep die zich verplaatst van een ene plaats naar een andere plek
49
Punische oorlogen (politiek)
De 3 oorlogen tussen Carthago en Rome.
50
provincia (politiek)
een gedeelte van een rijk dat een eigen naam kreeg toegewezen
51
opperrechter (politiek)
De koning was opperrechter, hij had altijd het laatste woord bij rechtzaken.