woordenlijst deel 1 Flashcards
(23 cards)
dun, vloeibaar mengsel
beslag
trek- en rijdieren met de teugels besturen
mennen (de menner)
plaats waar militairen in tenten overnachten
bivak (bivakkeren)
losmaken uit de teugels
uitspannen (de uitspanning)
linnen doek die als overdekking over hoepels is gespannen
huif
deel van een plant dat smaak en geur geeft aan eten
specerij
gelaatsuitdrukking zonder gevoel
wezenloos
van schrik een beweging naar achteren maken
achteruitdeinzen
slim, vlug snappen en snel reageren
bijdehand
comfortabel, gemakkelijk en handig in gebruik
gerieflijk (het gerief
gemompel van ontevredenheid
gemor (morren)
opgetogenheid, enthousiasme
verrukking
afzonderlijk, persoonlijk
individueel (het individu)
een onzinverhaal dat als waar aangenomen wordt
mythe (mythisch)
grondstof
substantie (substantieel)
stelselmatig, geordend
systematisch (het systeem, systematiseren)
afzondering
isolement (de isolatie, isoleren)
lichamelijke
fysiek (fysisch)
heel duidelijk, uitdrukkelijk
expliciet (expliciteren)
verdraagzaam
tolerant (de tolerantie, tolereren)
oorspronkelijk
origineel (het origineel)
geheimzinnig, raadselachtig
mysterieus (het mysterie)
zich inleven in, zich verplaatsen in
in de huid kruipen van