Woordenschat Flashcards
(120 cards)
0
Q
Zwangerschap
A
Pregnancy
1
Q
amusingly clever in perception and expression
A
Witty
2
Q
Lijk
A
Corpse
3
Q
Doodskist
A
Coffin
4
Q
Begrafenis
A
Burial
5
Q
Begraafplaats
A
Cemetery (sematri)
6
Q
Geneesheer
A
Physician
7
Q
Tandarts
A
Dentist
8
Q
Apotheek
A
Pharmacy
9
Q
Apotheker
A
Pharmacist / chemist (drogist)
10
Q
Blaar (brandwonde)
A
Blister
11
Q
Kneuzing
A
Bruise
12
Q
Wonde
A
Wound
13
Q
Wrat
A
Wart
14
Q
Litteken
A
Scar
15
Q
Verstuiking
A
Sprain
16
Q
Griep
A
Flu
17
Q
Pil
A
Pill
18
Q
Kalmerend middel
A
Tranquillizer
19
Q
Geneesmiddel
A
Drug
20
Q
Ontsmettingsmiddel
A
Disinfectant
21
Q
Jodium
A
Iodine
22
Q
Verdovende middelen
A
Narcotics
23
Q
Vergif
A
Poison
24
Eerste hulp
First aid
25
Rolstoel
Weelchair
26
Kruk (gehandicapte)
Crutch
27
Jongeman
Youth
28
De baby wordt snel verwacht
The baby is due soon
29
Dood
Death
30
De doden
The dead
31
Zelfmoord
Suicide
32
Begraven
Buried
33
Verslaafden
Addicts
34
Verslaafd
Addicted
35
Hij hoest
He coughs
36
Hoestbuien
Coughs
37
Zere, pijnlijke keel
Sore throat
38
Ziekte
Illness
39
Papieren zakdoekjes
Tissues
40
Ongeneeslijk
Incurable
41
Koorts
Fever
42
Brancard
Stretcher
43
Luxe had het uithoudingsvermogen van de soldaten verzwakt
Luxury had weakened the endurance of their soldiers
44
Zwakheden
Weaknesses
45
Hij toonde wilskracht
He showed strength of will
46
Blootstellen
Expose
47
Gebrek aan beschutting
Exposure
48
Straling
Radiation
49
Lichaamsconditie
Fitness
50
Gewicht
Weight
51
Het beeld van zoveel wreedheid maakte hen misselijk
The sight of so much cruelty sickened them
52
Er was een weerzinwekkende geur
There was a sickening smell
53
Ziekte
Sickness
54
Mijn hoofd doet pijn
My head aches
55
Tandpijn
Toothache
56
Ik stik
I'm suffocating
57
Benauwd / duf
Stuffy
58
Long ziekte
Lung disease
59
Aantasten
To affect
60
Besmettelijk
Infectious
61
Besmetten
To infect
62
Beroerte
Stroke
63
Hij is nog steeds in bezit van al zijn vermogens (gezondheid)
He is still in possession of all his faculties
64
Angel
Sting
65
Polsslag
Pulse
66
Behandeld
Treated
67
Behandeling
Treatment
68
Haar moeder was geopereerd aan een gevaarlijke etterende zweer
Her mother was operated on for a dangerous ulcer
69
Ziekenverzorging is evenzeer een roeping als een beroep
Nursing is a vocation as much as a profession
70
Bezeren
To hurt
71
Zakdoek
Handkerchief
72
Levenloos
Lifeless
73
Gehandicapten
Disabled
74
Bril
Glasses
75
Verband (door verpleger)
Bandage
76
Hechtingen
Stitches
77
Schrammen
Scratches
78
Bewustzijn verliezen
To lose consciousness
79
Flauwvallen
Faint
80
Hij werd bleek toen hij de gevolgen van de ramp zag
He turned pale when he saw the consequences of the disaster
81
Leden (lijden)
Suffered
82
Puistjes
Pimples
83
Zijn gezicht was getekend door het lijden
His face was marked with suffering
84
Het was een pijnlijk moment wanneer ze hem zag met een ander meisje
It was a painful moment when she saw him with another girl
85
Pijnloos
Painless
86
Ze kunnen het niet verdragen andere mensen zich te zien amuseren
They can't bear to see other people enjoying themselves
87
Ondraaglijk
Unbearable
88
Opluchting
Relief
89
Verlichten / verzachten
To relieve
90
At the appropriate time
In good time
91
To cause discomfort
To put (someone) out
92
Kelly droeg het boek op aan zijn vrouw
Kelly dedicated the book to his wife
93
Het lijkt me gewoon niet juist
It just doesn't seem right to me
94
Ze zette haar hoed op /
| Ze zette haar hoed op en trok haar jas en handschoenen aan
She put her hat on /
| She put on her hat, her coat and her gloves
95
Zij zwemmen vaak in het meer
They often swim in the lake
| Bijwoorden die regelmaat uitdrukken: voor het werkwoord
96
Wij kijken zelden tv
We seldom watch tv
97
Ik zou zoiets nooit gedaan hebben
I would never have done such a thing
| Bij bijwoorden die regelmaat uitdrukken in een zin met twee werkwoorden of meer: na eerste werkwoord
98
Het heeft geen zin
It's no use
99
Had ik het eigenlijk moeten zien?
Should I have seen it?
100
Hoeveel mijl is er afgelegd?
How many miles have been covered?
101
At the appropriate time
In good time
102
To cause discomfort
To put (someone) out
103
a domain in which something is dominant
Realm
104
excessive pride or self-confidence
Hubris
105
Ze gaat nooit naar Londen want ze haat grote steden
She never goes to London for she hates big towns
106
Als je eenmaal weet hoe het werkt, is het heel eenvoudig
Once you know how it works, it's very simple
107
Op het moment dat ik het café binnenkwam, hield iedereen op met praten
As soon as I entered the pub, people stopped talking
108
Aangezien jij de expert bent, moet je mij vertellen wat ik moet doen
As you are the expert, tell me what to do.
109
Maak er een aantekening van opdat je het niet vergeet
Make a note of it in case you forget /
| Make a note of it so you won't forget
110
Ze zijn vroeg gekomen opdat ze niets zouden missen
They have come early so that the might not miss anything
111
Wat je er ook voor vraagt, ik betaal het hele bedrag
Whatever you ask for it, i'll pay the lot
112
Ik kom naar je toe, zelfs als je dat niet wil
I'll come to you, even if you don't want me to
113
Misschien koopt ze het als ze het leuk vindt
She may buy it, if she likes it
114
Je moet snel zijn tenzij je er geen een wilt
You must hurry unless you don't want one
115
Als het regent zal ik je paraplu moeten lenen
If it rains I will have to borrow your umbrella
116
Kom naar me toe als je hulp nodig hebt
Come to me if you need help
117
Laat hem met rest als hij je dat vraagt
Leave him alone if he asks you to
118
Je zou die auto kopen als je het geld had
You would buy that car if you had the money
119
Als je die film zag zou je er misschien best van genieten
If you saw that film, you might enjoy it
