woordenschat 13v2 - kopie Flashcards

(87 cards)

1
Q

aan de hand van

A

met behulp van

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

aankondiging

A

bekendmaking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

antisociale

A

met anderen geen rekening houdend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

beweren

A

zeggen dat het zo is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

bijzondere

A

opmerkelijke

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

conclusie

A

eindoordeel; uitkomst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

drastisch

A

ingrijpend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

eronder lijden

A

er nadeel van hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

frequente

A

veelvuldige

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

gabbers

A

vrienden (ze spelen en zwemmen samen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

gangbaar

A

gebruikelijk; gewoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

globaal

A

ongeveer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

het stokje doorgeven

A

het aan een ander overdragen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

impact

A

invloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

in trek zijn

A

populair zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

is ontstaan

A

is begonnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

morele kwesties

A

vraagstukken over goed en kwaad (of iets goed of slecht is)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

noteren

A

opschrijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

omschrijving

A

de woorden waarmee je iets omschrijft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

paragraaf

A

onderdeel van een tekst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

sociale contacten

A

contacten met andere mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

steekwoorden

A

kernwoorden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

stennis maken

A

ruzie maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

stimuleren

A

aanmoedigen; prikkelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
tegengesteld
precies andersom
26
tieners
jongeren (tussen de tien en twintig jaar)
27
trend
mode
28
voorbeeld
iets wat een uitleg duidelijker maakt
29
voornamelijk
vooral
30
vriendschap
kameraadschap
31
aanduiden
duidelijk maken
32
actualiteit
alles wat op dit moment belangrijk is
33
artikel
verslag; verhaal; tekst
34
baseren op
uitgaan van
35
beschikken over
het hebben; bezit
36
beseffen
begrijpen
37
citeren
letterlijk aanhalen
38
conservator
beheerder; toezichthouder of bewaarder in musea/ bibliotheken
39
dictator
alleenheerser
40
effectief
doeltreffend
41
gevorderd
die al veel kan
42
in het algemeen
meestal
43
instructies
aanwijzingen
44
journalist
verslaggever
45
komt de aap uit de mouw
nu wordt pas duidelijk hoe het zat
46
kritisch
niet zomaar alles aannemend
47
manipuleren
bespelen; stiekem veranderen
48
merendeel
de meeste
49
met name
vooral
50
misleidend
bedrieglijk
51
noodzakelijk
nodig
52
objectief
onbevooroordeeld; onpartijdig
53
reflex
zonder erbij na te denken; onwillekeurige reactie
54
restaureren
opknappen
55
situatie
toestand
56
talloze
heel veel (meer dan je kunt tellen)
57
toevoegen
erbij doen
58
uitleggen
verduidelijken
59
wat er speelt
wat er aan de hand was
60
accepteren
aanvaarden; goed vinden
61
beïnvloeden
invloed hebben op
62
constant
steeds
63
constateren
vaststellen
64
creëren
maken
65
definitief
helemaal klaar; af
66
erop inspelen
er gebruik van maken
67
functie
doel
68
gebrek aan
tekort aan
69
gelijktijdig
tegelijk
70
imago
het beeld dat mensen ergens van hebben
71
inschatten
vooraf proberen te bedenken
72
is gericht op
is bedoeld voor
73
krijgen te verwerken
te zien en te horen krijgen
74
logo
afbeelding waaraan je een merk of een bedrijf herkent
75
promoten
reclame maken voor iets
76
reageren
(iets) doen als reactie op
77
recent
kortgeleden
78
remmend werken
tegenwerken
79
sponsoring
geld geven om een (goed) doel te steunen
80
suggereren
voorzichtig een voorstel doen
81
verleiden
overhalen
82
verwijderen
schrappen; weghalen
83
willekeurig
zonder goede reden; zomaar
84
gadget
een handig; maar vaak overbodig apparaatje
85
praktisch
handig
86
talloos
ontelbaar; legio
87
reclame maken
informatie geven met het doel om het koopgedrag te beïnvloeden