woordenschat Flashcards
(61 cards)
1
Q
waterval
A
waterfall
2
Q
berg
A
mountain
3
Q
oceaan
A
ocean
4
Q
ijsberg
A
iceberg
5
Q
vulkaan
A
volcano
6
Q
gletsjer
A
glacier
7
Q
fjord
A
fjord
8
Q
zee
A
sea
9
Q
heuvel
A
hill
10
Q
vallei
A
valley
11
Q
moeras
A
swamp
12
Q
jungle
A
jungle
13
Q
lagune
A
lagoon
14
Q
strand
A
beach
15
Q
bos
A
forest
16
Q
moeras
A
march
17
Q
kaap
A
cape
18
Q
rechte
A
straight
19
Q
delta
A
delta
20
Q
schiereiland
A
penninsula
21
Q
eilandengroep
A
archipelago
22
Q
eiland
A
island
23
Q
klif
A
cliff
24
Q
een vlakte
A
plain
25
vijver
pond
26
kanaal
canal
27
landengte
istmus
28
inham
cove
29
prairie
prairie
30
duinen
dune
31
mesa
mesa
32
woestijn
desert
33
oase
oasis
34
rivier
river
35
kloof
canyon/gorge
36
grot
cave
37
plateau
plateu
38
meer
lake
39
geisir
geyser
40
stoom
steam
41
toendra
tundra
42
koraalrif
coral reef
43
kust
coast
44
veld
field
45
haven
harbour
46
golf
gulf
47
heuvellok
hillock
48
heuvelrug
ridge
49
beek
brook
50
zijrivier
tributary
51
oever
shore
52
toevoer
inlet
53
provincie
county
54
estuarium
estuary
55
baai
bay
56
aaneenschakeling van woonplaatsen waarvan inwoners zich gedragen alsof ze in de stad wonen
conurbation
57
depopulatie
depopulation
58
vruchtbaar
fertile
59
top
summit
60
vegetatie
vegetation
61