woordenschat anne-frank Flashcards
(19 cards)
1
Q
rijkskanselier
A
leider van de duitse regening tijdens WO2
2
Q
de boycot
A
uitsluiting/tegenwerking
3
Q
de ambtenaar
A
iemand die werkt voor de overheid
4
Q
de bezetting
A
inamen van een gebied door een leger
5
Q
de isolatie
A
afzondering
6
Q
de zwarte markt
A
de illegale markt
7
Q
het verzet
A
de beweging tegen duitse bezitting
8
Q
de distributiebon
A
bon die recht geeft op een product dat schaars is
9
Q
deportatie
A
wegvoeren/land uitzetten
10
Q
De geallieerden
A
bondgenoten van europa tijdens de WO2
11
Q
Capituleren
A
zich overgeven/zwichten voor de vijand
12
Q
Verslagenheid
A
moedeloosheid
13
Q
Kwellend
A
pijnlijk/zwaar
14
Q
Ontbering
A
gemis van noodzakelijke behoeften
15
Q
SS
A
de beschermingsdienst van Hitler
16
Q
anonimiteit
A
onbekendheid/naamloos
17
Q
Holocaust
A
vernietiging van de joden door de nazi’s
18
Q
Relevant
A
van belang/nuttig
19
Q
Postuum
A
na de dood (vb. iets winnen)
