Woordenschat Le Chemin Flashcards
(48 cards)
1
Q
Voor
A
Devant
2
Q
Achter
A
Derriere
3
Q
Tegenover
A
En face
4
Q
Naast
A
Á cote de
5
Q
Het is ver
A
C´est assez loin
6
Q
Het is dichtbij
A
C´est tot pres
7
Q
Tussen
A
Entre
8
Q
Kunt u mij de weg zegge naar de post aub
A
Pourriez-vous m´expliquer le chemin á la poste s´il vous plaît
9
Q
Kan jij mij de weg zegge naar de post
A
Voudrais-tu m´expliquer le chemin á la poste s´il te plaît
10
Q
U neemt
A
Vous prenez
11
Q
U draait links af
A
Vous tournez á gauche
12
Q
U vervolgt
A
Vous continuez
13
Q
U steekt over
A
Vous traversez
14
Q
U gaat voorbij de post
A
Vous passer devant la poste
15
Q
Het is 10 minuten ver van hier
A
C´est á dix minutes de loin d´ici
16
Q
De post
A
La poste
17
Q
Het gemeentehuis
A
La mairie
18
Q
Het station
A
La gare
19
Q
De bakker
A
La boulangerie
20
Q
De beenhouwer
A
La boulangerie
21
Q
De bank
A
La banque
22
Q
De boekenwinkel
A
La librairie
23
Q
Het zwembad
A
La piscine
24
Q
De bibliotheek
A
La bibliothéque
25
De kerk
L´eglise
26
Toeristenbureel
L´office de tourisme
27
Ziekenhuis
L´hôpital
28
Politie burelen
Le commisariat
29
De supermarkt
Le supermarché
30
Het restaurant
Le restaurant
31
Het stadion
Le stade
32
Het park
Le parc
33
De cinema
Le cinema
34
De markt
Le marché
35
Oversteken
Traversez
36
Aller/marcher
Wandelen/gaan
37
Op uw linkerkant
Á votre gauche
38
Op uw rechterkant
Á votre droite
39
Ga/draai naar links
Prendre/tournez á gauche
40
Ga/draai naar rechts
Prendre/tournez á droite
41
Blijf rechtdoor gaan
Continuez tout droit
42
Op het einde van de straat
Au bout de la rue
43
Rechts van
Á droite de
44
Links van
Á gauche de
45
Links van
Á gauche de
46
Het kruispunt
Le carrefour
47
Daarna
Depuis
48
Vervolgens
Ensuite
