woordenschat nederlands Flashcards
(87 cards)
1
Q
aversie
A
tegenzin
2
Q
bilateraal
A
tweezijdig, van twee richtingen
3
Q
chauvinisme
A
vaderlandsliefde
4
Q
clausule
A
voorwaarde, bepaling
5
Q
cognitief
A
verstandelijk
6
Q
a priori
A
bij voorbaat, van tevoren
7
Q
criterium
A
norm, maatstaf
8
Q
plenair
A
voltallig
9
Q
compilatie
A
verzamelwerk
10
Q
compromitteren
A
verdacht maken
11
Q
concept
A
eerste ontwerp
12
Q
cruciaal
A
beslissend, doorslaggevend
13
Q
rigide
A
strikt, streng
14
Q
rigoureus
A
zeer streng, onverbiddelijk
15
Q
sceptisch
A
kritisch
16
Q
cultiveren
A
met zorg in stand houden
17
Q
scrupules
A
gewetensbezwaren, twijfels
18
Q
de facto
A
eigenlijk, feitelijk
19
Q
segregatie
A
apartheid, afscheiding
20
Q
poneren
A
aandragen, beweren
21
Q
decimeren
A
uitdunnen
22
Q
ad rem
A
terzake, gevat
23
Q
additief
A
stof die aan een product wordt toegevoegd
24
Q
adept
A
leerling, volgeling
25
affiniteit
verwantschap
26
ambulant
rondtrekkend, niet gebonden aan een vaste plaats
27
concessie
toegeving: vergunning
28
condoleren
deelneming betuigen
29
conform
in overeenstemming met
30
consciëntieus
gewetensvol, plichtsgetrouw
31
consolideren
handhaven, standhouden
32
anticiperen
iets voor zijn, vooraf maatregelen nemen
33
controversieel
betwist, omstreden
34
conventie
overeenkomst, verdrag
35
corrumperen
bederven
36
delinquent
crimineel, misdadiger
37
denigrerend
neerbuigend
38
deprimerend
somber stemmen, ontmoedigend
39
plausibel
geloofwaardig
40
apathisch
ongeïnteresseerd, lusteloos
41
apotheose
schitterende slotscène van toneel- of muziekstuk
42
arbitrair
willekeurig
43
assimileren
zich aanpassen, gelijkvormig maken
44
coherent
samenhangend
45
collaboreren
samenwerken (met vijand)
46
commotie
ophef
47
diversiteit
verscheidenheid
48
dogmatisch
streng, leerstellig
49
dominant
overheersend
50
eclectisch
uitkiezend
51
electoraat
kiezers
52
elimineren
uitschakelen
53
flantroop
mensenvriend
54
fulmineren
tekeer gaan
55
gerenommeerd
bekend, befaamd
56
hiaat
ontbrekend deel
57
hommage
eerbetoon, huldiging
58
ideologie
gedachtengang, denksysteem
59
impasse
doodlopende weg, onoplosbare situatie
60
impliciet
onuitgesproken, tussen de regels door
61
impulsief
ongeremd, spontaan
62
incubatietijd
tijd tussen besmetting en eerste symptomen van ziekte
63
indoctrineren
hersenspoelen
64
inferieur
minderwaardig
65
inherent aan
samenhangend met
66
initieel
eerst, aanvankelijk
67
postuum
na iemands dood
68
potentieel
mogelijk
69
pragmatisch
op nut en bruikbaarheid gericht
70
prangend
nijpend, dringend
71
repercussie
onaangenaam gevolg
72
replica
kopie van een kunstwerk
73
represaille
vergedigingsmaatregel, wraakactie in maatschappelijk verkeer
74
resolutie
besluit van overheid, beeldscherpte
75
stoïcijns
onverstoorbaar
76
subversief
het gezag ondermijnend
77
summier
beknopt
78
protocol
voorschrift, procedure
79
molesteren
bedreigen, mishandelen
80
initieel
eerst, aanvankelijk
81
adaptatie
aanpassing
82
perifeer
randelijk, toegevoegd, assecoire
83
continuüm
ononderbroken deel, aansluitend
84
impact
invloed, gevolg
85
ambivalent
tegenstrijdig
86
dessident
bezwaarmaker, protestant
87
consensus
overeenstemming