woordenschat p 21-22 Flashcards
(34 cards)
liberaal
vrijheid centraal
coalities
verbond van twee of meer groeperingen, partijen of staten
recessie
teruggang, terugval
Partito Nazionale Fascista
een partij zonder programma
knokploeg
groep personen die in opdracht en in georganiseerd verband tegenstanders van de opdrachtgever fysieke schade toebrengt.
mars op rome
een mars die fascistische Zwarthemden van 27 tot 29 oktober 1922 uitvoerden
ostentatief
opzettelijk en nadrukkelijk de aandacht trekken
militie
een groep burgers die (para)militaire taken op zich genomen hebben
corporatisme
maatschappijsysteem waarin een model waar wetgevende macht aan burgervergaderingen wordt toegekend die economische, industriële, agrarische en professionele groepen vertegenwoordigen.
rassenwetten
Deze racistische wetten zijn gericht tegen de Joden in Duitsland, waardoor ze minder rechten krijgen dan andere inwoners van Duitsland
vloot
strijdmacht op zee
tarento
een stad in Zuid-Italië
galmen
langdurig naklinken of op overdreven trage wijze iets zingen
mussolini
minister-president van Italië van 1922-1943
Salo
Een schijnstaat in Noord Italië, genoemd naar het regeringscentrum in de plaats Salò aan het Gardameer
de Führer
de Duitse titel waarmee Hitler wordt aangeduid
sparktakistenopstand
Een poging van uiterst links om de regering van de Duitse Weimar-republiek omver te werpen
bierhalle-putch
of Hitlerputsch was een mislukte staatsgreep in de avond/nacht van 8 november op 9 november 1923, waarbij Adolf Hitler, enkele vooraanstaande nazi’s en de SA, samen met generaal Erich Ludendorff van de Conservatieve Nationalisten, in München de macht probeerden te grijpen
Mein Kampf: Mijn strijd: boek van Hitler over zijn ideologie en presenteert hij zich als leider van
NSDAP
nationaalsocialistische Deutsche Arbeiderspartij
S.A.
sturmabteilung: door Hitler opgerichte beschermingsdienst
rijkkanselier
de hoogste regeringsambtenaar van een rijk als plaatsvervanger van de vorst: de eerste minister in Duitsland
totalitaire staat
staat met één partij en één ideologie die doordringt op alle terreinen van de samenleving
corporatisme
: ideologie, middenweg tussen marxisme en kapitalisme, die samenwerkende corporaties als basis voor de staat ziet
planeconomie
Economisch stelsel waarbij de regering bepaalt wat en hoeveel er geproduceerd wordt