woordenschat thema 1 Flashcards
(35 cards)
1
Q
ambitiëren
A
graag willen hebben
2
Q
zn ambitiëren
A
ambitie
3
Q
bn ambitiëren
A
ambitieus
4
Q
anarchie
A
toestand van ordeloosheid en ongehoorzaamheid
5
Q
bn anarchie
A
anarchistisch
6
Q
bravoure
A
durf, dapperheid
7
Q
coherent
A
samenhangend
8
Q
bv coherent
A
coherentie
9
Q
werkwoord component
A
componeren
10
Q
component
A
samenstellend deel
11
Q
conceptueel
A
vast plan
12
Q
zn concept
A
conceptueel
13
Q
constateren
A
vaststellen
14
Q
zn constateren
A
constatering
15
Q
dagvaarding
A
officiële, schriftelijke oproeping om voor het gerecht te verschijnen
16
Q
werkwoord dagvaarding
A
dagvaarden
17
Q
hypothekeren
A
op de helling zetten
18
Q
zn hypothekeren
A
hypotheek
19
Q
ideologie
A
geheel van beginselen, denkbeelden van een stelsel
20
Q
bn ideologie
A
ideologisch
21
Q
incapabel
A
onbekwaam
22
Q
intentie
A
bedoeling, voornemen
23
Q
interpreteren
A
vertolken, uitleggen, toekennen van betekenis
24
Q
zn interpreteren
A
interpretatie
25
kakofonie
onwelluidend kabaal
26
memorabel
gedenkwaardig
27
parameter
een in te stellen grootheid, meetbare eigenschap waarmee je kunt bepalen wat de eigenschap is
28
prefereren
verkiezen
29
propaganda
vaak misleidende informatie voor ideeën om mensen voor zich te winnen
30
werkwoord propaganda
propageren
31
satirisch
spottend, hekelend
32
zn satirisch
satire
33
substantie
stof, materie, hoofdzaak
34
bn substantie
substantieel
35
