woordenschatlijst paragraaf 1 Flashcards by Iris Jill

Q

aaneengesloten

A

achter elkaar door

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

onnatuurlijk

A

niet normaal

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

historicus

A

iemand die geschiedenis onderzoekt

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

ontplooiden

A

ontwikkelden

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

losbandigheid

A

slecht gedrag; wangedrag

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

begaven zicht buitenshuis

A

gingen naar buiten

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

aandoening

A

kwaal

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

erfelijke

A

van ouders op kinderen overgaande

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

ontwaakt

A

wakker wordt

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

minieme

A

zeer kleine

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

genetisch

A

erfelijk; door je genen bepaald

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

cruciaal

A

heel belangrijk

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

mutatie

A

verandering in je erfelijke eigenschappen

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

anoniem

A

zonder naam

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

licht kunnen werpen op

A

informatie kunnen geven over

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

al oude

Study These Flashcards

A

sinds vele jaren beende

Q

grootspraak

Study These Flashcards

A

opschepperij

Q

wilskracht

Study These Flashcards

A

uithoudingsvermogen

Q

tasten in het duister

Study These Flashcards

A

weten niets; vinden geen aanknopingspunten

Q

omstandigheden

Study These Flashcards

A

toestand

Q

inhaleren

Study These Flashcards

A

inademen

Q

gênante

Study These Flashcards

A

schaamte opwekkend; verlegenheid opwekkend

Q

ontlokken

Study These Flashcards

A

uitlokken; overhalen iets te doen

Q

ratelen

Study These Flashcards

A

praten; kletsen

symptomen

verschijnselen

opbiechtte

bekende

devies

lijfspreuk