woordenstroom 3+4 Flashcards

(89 cards)

1
Q

aberratie

A

(vooral geestelijke) afwijking, afdwaling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

absurdistisch

A

Het absurde (ongrijpende) opzettelijk aanwendend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

amalgaam

A

Legering van een metaal met kwik, mengelmoes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

antipode

A

Tegenvoeter, iemand met tegenovergesteld karakter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

associëren

A

Verbinden, met elkaar in verband brengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

banaal

A

Te alledaags, plat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

bioloog

A

(Iemand) onder zijn invloed brengen, zodat hij geen eigen wil meer heeft, hypnotiseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

column

A

Regelmatige bijdrage aan een dagblad of tijdschrift met een bijzondere persoonlijke inhoud

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

constellatie

A

Stand van hemellichamen / stand van zaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

conventie

A

Overeenkomst, verdrag / samenkomst, vergadering / het geheel van als passend aanvaarde vormen, gebruiken, stilzwijgend aanvaarde regels en afspraken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

decadentisme

A

Stijl van een als samenhangend beschouwde groep decadente schrijvers en kunstenaars

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

decadent

A

In verval verkerend / zeer verfijnd en gecultiveerd, maar zonder innerlijke en morele kracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

expliciet

A

Uitdrukkelijk, letterlijk zo gezegd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

expositie

A

Tentoonstelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

graphic novel

A

In een stripverhaal uitgegeven in boekvorm, met uitgebreide en ingewikkelde verhaallijnen en vaak met literaire inslag; gewoonlijk bedoeld voor volwassenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

hydraulisch

A

Werkend door vloeistofdruk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

icoon

A

Visuele afbeelding van Christus of een heilige / pictogram / persoon die, voorwerp dat als het ware een bepaald tijdperk belichaamt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

incidenteel

A

Toevallig, nu en dan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

intertekstualiteit

A

Het naar elkaar verwijzen van teksten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

legio

A

Ontelbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Leviathan

A

Bijbels monster uit de oertijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

mecenas

A

Iemand die kunstenaars geldelijk steunt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

neologisme

A

Nieuw gevormd of vervormd woord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

neurose

A

Door psychische factoren veroorzaakt lichamelijk lijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Opperlands
Het beschouwen van het Nederlands, zonder waarde te hechten aan de betekenis van de woorden, maar om genot te onttrekken aan de vorm van de taal, spelen met woorden
26
pictogram
Voorstelling of mededeling in de vorm van een afbeelding
27
prominent
Vooraanstaand
28
pseudoniem
Schuilnaam
29
redacteur
Iemand die redigeert, lid van de redactie van een blad, tijdschrift
30
schier
Bijna
31
semantisch veld
Een groep betekenisverwante woorden die verwijzen naar een aspect van de werkelijkheid, zoals woorden voor kleuren, militaire rangen, vogels of voedselbereiding
32
signatuur
Aard, karakter
33
sjabloon
Uitgesneden blad waarmee men bepaalde figuren of letters makkelijk kan schilderen of tekenen / te veel nagevolgd model
34
symbolisme
Richting die de dogma’s en geloofsvoorstellingen symbolisch opvat / kunstuiting, met name in de letterkunde, waarbij men naar symboliek streeft
35
transformeren
Omvormen, vervormen
36
verbasteren
(Van woorden) de oorspronkelijke betekenis of vorm verliezen
37
virtuositeit
Volleerdheid, hoogste vaardigheid in een kunst
38
zich distantiëren
Voorzichtig afstand nemen van een handelwijze, persoon, mening
39
balanceren op
Zich in evenwicht houden
40
barmhartig
Medelijdend, mededogend
41
berouw
Spijt
42
bureaucratie
Overmaat aan regelende instanties en regelingen
43
cabaretier
Artiest die een afwisselend programma van liedjes, sketches … brengt
44
canon
Verzameling (vaak literaire) werken die als waardevol erkend worden en dienen als referentiepunt
45
capuchon
Hoofdkapje van een jas of cape
46
devotie
Toewijding, verering
47
doctorsbul
Diploma van doctor
48
effectief
Werkelijk / (juridisch:) onvoorwaardelijk
49
eliminatie
Verwijdering, wegwerking
50
encefalogram
Registratie van de zeer zwakke stroomstootjes die met de functionering van de hersenschors gepaard gaan
51
endoscopie
Onderzoek met een instrument om in lichaamsholten en dergelijke binnen te kijken
52
focussen
Concentreren
53
gespannen
Opgeweonden, zenuwachtig
54
gecultiveerd
Ontwikkeld, beschaafd
55
geijkt
Algemeen gangbaar / onderzocht of het aan de gestelde eisen voldoet
56
gestiek
Geheel van gebaren (vooral van acteurs)
57
het vege lijf redden
Maar net aan de dood ontsnappen
58
humanistisch
Strevend om humaan, menselijk te zijn / het idee volgend dat voor alles de menselijke waardigheid, de vrijheid en de waarde der persoonlijkheid gerespecteerd moeten worden
59
iets in petto hebben
In voorraad, achter de hand hebben
60
illustreren
Met afbeeldingen vergezellen, toelichten
61
karakteristiek
Tekenend, kenmerkend
62
kardinale
Voornaamste
63
kleptomanie
Ziekelijke neiging tot stelen
64
machiavellisme
Sluwe, gewetenloze politiek waarbij het doel de middelen heiligt
65
mimiek
Kunst om door beweging van het gezicht gevoelens uit te drukken
66
minachten
Neerkijken op
67
miniatuur
Van klein formaat / met kleuren versierde beginletter in oude handschriften / zeer klein (schilder)stuk
68
neurologie
De leer van de ziekten van het zenuwstelsel en hun behandeling
69
oertype
Oorspronkelijk type
70
paraverbaal
De manier waarop een tekst gezegd wordt
71
persisteren
Doorgaan met, volhouden, volharden
72
polijsten
Glanzend maken door oneffenheden weg te slijpen
73
raaskallen
Onzinnig praten, ijlen
74
resoluut
Vastberaden
75
respons
Antwoord, reactie
76
revalidatie
Het weer toe in staat maken werk te verrichten, een functie te vervullen
77
routine
Normale gang van zaken / door gewoonte verkregen vaardigheid
78
setting
Achtergrond, decor
79
sherpa
Lid van een volkstam in Tibet, bekend als berggidsen
80
syndroom
Het geheel van verschijnselen van een ziekte
81
tackelen
Het fysiek aanvallen van een tegenstander om de bal te bemachtigen
82
theocratie
Staatsvorm waarin de godheid als onmiddellijk gezagsdrager beschouwd wordt
83
utilistisch
Alleen het nut beogend
84
vegetatief
De groei betreffend of die bevorderend / ongeslachtelijk / plantaardig
85
verbouwereerd
Verbijsterd
86
vergoelijken
Goedpraten, minder erg voorstellen
87
visitatie
Douaneonderzoek / onderzoek vanwege kerkelijke overheidspersonen naar de toestand van de kerkelijke gemeenten en het gedrag van de kerkelijke functionarissen / bezoek, met name Maria’s bezoek aan Elizabeth
88
vroom
Vol ijver in het geloof, godvruchtig / onvervulbaar (vrome wensen)
89
xenofoob
Vreemdelingenhater (substantief) / vreemdelingen hatend (adjectief)