woordjes 1t/m3 Flashcards
(35 cards)
1
Q
ablehnen
A
afwijzen
2
Q
der absatz
A
de alinea; de hak
3
Q
absolvieren
A
voltooien, beëindigen
4
Q
ähnlich
A
lijkend op
5
Q
ahnungslos
A
niets vermoedend
6
Q
allmählich
A
langzamerhand
7
Q
das anführungszeichen
A
het aanhalingsteken
8
Q
angeblich
A
zogenaamd, naar men zegt
9
Q
der angehörige
A
het familielid, de mederwerker
10
Q
angreifen
A
aanvallen
11
Q
anregen
A
prikkelen, stimuleren
12
Q
die ansicht
A
de mening
13
Q
anspruchslos
A
bescheiden
14
Q
anspruchsvoll
A
veeleisend
15
Q
sich anstrengen
A
zich inspannen
16
Q
aufdecken
A
onthullen
17
Q
aufmerksam
A
attent, aandachtig
18
Q
die ausbildung
A
de opleiding
19
Q
sich auseinandersetzen
A
discussiëren, zich bezighouden
20
Q
die auskunft
A
de inlichtingen, de informatie
21
Q
ausreichend
A
voldoende
22
Q
die aussage
A
de uitspraak
23
Q
auBerordentlich
A
buitengewoon
24
Q
die ausstellung
A
de tentoonstelling
25
der bedarf
de behoefte
26
bedauern
spijt hebben
27
begegnen
ontmoeten
28
die begeisterung
het enthousiasme
29
die behörden
de autoriteiten, de overheid
30
beliebig
willekeurig
31
beobachten
waarnemen, observeren
32
behaupten
beweren; handhaven
33
berücksichtigen
rekening houden met
34
beschränken
beperken
35
bestätigen
bevestigen
