Woordjes Frans 2 Flashcards
(30 cards)
1
Q
Welkom
A
Bienvenue
2
Q
De les
A
La leçon
3
Q
De leraar
A
le prof
4
Q
het jaar
A
l’an m
5
Q
wij gaan
A
on va
6
Q
werken
A
travailler
7
Q
hij heet
A
il s’appelle
8
Q
houden van
A
aimer
9
Q
de computer
A
l’ordinateur
10
Q
het mobieltje
A
le portable
11
Q
aardig
A
gentil
12
Q
heel, erg
A
très
13
Q
rustig
A
calme
14
Q
ik begrijp
A
je comprends
15
Q
waarom
A
pourquoi
16
Q
sinds
A
depuis
17
Q
oké
A
d’accord
18
Q
van
A
de
19
Q
Wat is je telefoonnummer?
A
Quel est ton numéro de téléphone?
20
Q
Dat is 06 12 15 10 07
A
C’est le 06 12 15 10 07
21
Q
zoeken
A
chercher
22
Q
kijken
A
regarder
23
Q
een hekel hebben aan
A
détester
24
Q
hoi
A
salut
25
mooi
Beau
26
heel erg bedankt
merci beaucoup
27
nu
maintenant
28
voor
pour
29
heb je een mobiele telefoon?
Tu as un portable
30
Ja, ik hen een mobiele telefoon
Oui, j'ai un portable
