woordjes u1 en u2 Flashcards
(80 cards)
1
Q
hola
A
hallo
2
Q
buenos dias
A
goedemorgen
3
Q
buenas tardes
A
goedemiddag
4
Q
buanas noches
A
goedeavond
5
Q
adios
A
doei
6
Q
ciao
A
doei
7
Q
hasta luego
A
tot ziens
8
Q
hasta pronto
A
tot zo
9
Q
hasta manana
A
tot morgen
10
Q
me illamo
A
mijn naam is
11
Q
soy de
A
ik kom uit
12
Q
vivo en
A
ik woon
13
Q
vivo con
A
ik woon met
14
Q
yo
A
ik
15
Q
tu
A
jij
16
Q
el
A
hij
17
Q
ella
A
zij
18
Q
usted
A
u
19
Q
nosotros
A
wij
20
Q
vosotros
A
jullie
21
Q
ellos/ellas
A
zij
22
Q
ustedes
A
u
23
Q
no
A
nee
24
Q
si
A
ja
25
vale
oke
26
y
en
27
gracias
bedankt
28
de nada
graag gedaan
29
lo siento
het spijt me
30
de nada
graag gedaan
31
con
met
32
en
in
33
tambien
oke
34
tampoco
ook niet
35
no se
ik weet niet
36
por favor
alsjeblieft
37
pero
maar
38
muy bien
heel goed
39
bien
goed
40
regular
het gaat wel
41
mal
slecht
42
muy mal
heel slecht
43
fatal
verschrikkelijk
44
el lunes
de maandag
45
el martes
de dindsdag
46
el miercoles
de woendsdag
47
el jueves
de donderdag
48
el viernes
de vrijdag
49
el sabado
de zaterdag
50
el domingo
de zondag
51
el dia
de dag
52
la manana
de ochtend
53
la tarde
de middag
54
la noche
de avond
55
la semana
de week
56
el fin de semana
het weekend
57
el mes
de maand
58
el invierno
de winter
59
la prima vera
de lente
60
el verano
de zomer
61
el otono
de herfst
62
enero
januari
63
febrero
februari
64
marzo
maart
65
abril
april
66
mayo
mei
67
junio
juni
68
julio
juli
69
agosto
augustus
70
septiembre
september
71
octubre
oktober
72
noviembre
november
73
dieciembre
december
74
nuevo
nieuw
75
intresante
intressant
76
tipico
typisch
77
la gente
de mensen
78
todo el mundo
iedereen
79
mas
meer
80
mucho
veel
