Words Flashcards
Learn new words in the Dutch language (65 cards)
1
Q
Inleiding
A
Introduction
2
Q
Anderstalige
A
Foreign (Anders) Language (Talige)
3
Q
Verschillende
A
Different
4
Q
Spreekvardigheid
A
Fluency (Spreek (Spreak) + Vaardigheid (Ability))
5
Q
Fout
A
Errors
6
Q
Opbouw
A
Construction / Structure
7
Q
Verstaanbaar
A
Understandable
8
Q
Geschikt
A
Suitable / Appropriate
9
Q
Halen
A
Achieve / Reach
10
Q
Baat
A
Benefit
11
Q
Vooral
A
Above All
12
Q
Zinvol
A
Significant
13
Q
Want
A
For/Because (after a comma)
14
Q
Blijken
A
Appear / Turn Out / Prove
15
Q
Immers
A
After all
16
Q
Waarbij
A
In which / Where
17
Q
Toezicht
A
To Monitor / To Supervise
18
Q
Hiermee
A
With this / By doing so
19
Q
Bijvoorbeeld
A
For example
20
Q
Zin
A
Sentence / Frase
21
Q
Vaak
A
Often / Frequently
22
Q
Vervelend
A
Boring
23
Q
Saai
A
Dull
24
Q
Houden
A
To keep (An object or position) / To stay (In a situation)
25
Kennismaken
To know / To meet
26
Gesprek
Conversation
27
Eis
Requirement / Demand / Claim
28
Aangeworven
Hired
29
Slecht
Bad / Poorly
30
Ophelderen
Clarify / Clarification
31
Biefstuk
Beef Steak
32
Sterkte
Strenght / Power / Intensity
33
Bewijs
Proof / Evidence
34
Verwachten
Expected / Awaited
35
Wegens
Due to / Because of
36
Schenden
To damage / To breach / To violate
37
Melden
To report
38
Opgeschreven
Written down
39
Geld
Money
40
Verantwoordelijkheid
Responsibility /Accountability
41
Ermee
With it
42
Lucht
Air / Sky
43
Neersloeg
Knocked down
44
Verslaan
Beat / Defeat
45
Weinig
Little / Few
46
Beschermen
Protect
47
Aanwezig
Present / Available
48
Aankomen
To arrive
49
Bevatten
Contain, Include, Hold, Comprise
50
Kern
Core, Heart, Nucleus
51
Uitleggen
Explain
52
Dingen
Stuff
53
Oorspronkelijke
Original
54
Eenvoud
Simplicity
55
Kracht
Power, Force, Strength, Vigor
56
Verspild
Wasted, Spoiled, Lost
57
Wordt
Is becoming, be, become
58
Verloren
Lost
59
Puur
Pure, clean
60
Gemiddelde
Average, normal
61
Samengesteld
Composite, compound
62
Afzonderlijke
Separate, individual
63
Wortelbetekenis
Root meaning
64
Aanduiden
To indicate, denote, signify
65