zenuwstelsel Flashcards
(73 cards)
Wat is homeostase?
Een term die betekent dat er twee milieus zijn waarin een organisme leeft: exterieur (omgeving) en interieur (binnenkant van het lichaam).
Welke twee orgaansystemen coördineren de respons van het lichaam?
Zenuwstelsel en endocrien stelsel.
Wat is het verschil tussen het zenuwstelsel en het endocriene stelsel?
Zenuwstelsel = snelle communicatie; endocriene stelsel = trage communicatie.
Wat zijn de verschillende zenuwsegmenten?
- Cervicaal: ter hoogte van de hals
- Thoracaal: aan de borstholte
- Lumbaal: aan de buikholte
- Femoraal: aan de benen
Wat zijn de functies van sensorische neuronen?
Ze meten veranderingen aan de buitenkant of binnenkant van het lichaam en sturen signalen naar het centrale zenuwstelsel.
Wat doen motorische neuronen?
Ze dragen impulsen van het centrale zenuwstelsel naar effectoren zoals spieren en klieren.
Wat zijn interneuronen?
Ze maken de informatie complexer en zorgen voor netwerken tussen sensorische en motorische neuronen.
Welke cellen ondersteunen neuronen structureel en functioneel?
(Neuro)gliacellen.
Wat is de rol van Schwanncellen?
Ze produceren de myelineschede rond axonen in het perifere zenuwstelsel.
Wat is de functie van astrocyten?
Helpen bij de vorming van de bloed-hersenbarrière en verwijderen K+ uit extracellulair vocht.
Wat is de functie van ependymale cellen?
Ze lijnen de hersenholtes af en produceren cerebrospinaal vocht.
Wat is het centrale zenuwstelsel (CZS)?
Het omvat de hersenen en het ruggenmerg.
Wat is het perifere zenuwstelsel (PZS)?
Het bestaat uit sensorische en motorische neuronen.
Wat is het verschil tussen het somatisch en autonoom zenuwstelsel?
- Somatisch: stimuleert skeletspieren (willekeurig)
- Autonoom: stimuleert gladde spieren en hartspier (onwillekeurig)
Wat zijn de drie fasen van een actiepotentiaal?
- Stijgende fase
- Dalende fase
- Undershoot fase
Wat is de rustpotentiaal van een neuron?
Varieert tussen -40 tot -90 millivolt, gemiddeld -70 mV.
Wat veroorzaakt de rustpotentiaal?
De werking van de natrium-kalium pomp en de grotere membraanpermeabiliteit voor K+.
Wat zijn graduele potentialen?
Kleine tijdelijke veranderingen in membraanpotentiaal door activatie van chemische of ligand-afhankelijke kanalen.
Wat is de drempelpotentiaal?
-55 mV, het niveau dat bereikt moet worden voor een actiepotentiaal.
Wat gebeurt er tijdens de depolarisatiefase?
Natriumkanalen openen en Na+ stroomt de cel in, waardoor de membraanpotentiaal stijgt.
Wat is hyperpolarisatie?
Een fase waarin de membraanpotentiaal nog negatiever wordt dan de rustpotentiaal.
Wat is de absoluut refractaire periode?
Periode waarin een nieuwe stimulus geen actiepotentiaal kan genereren.
Wat is de relatief refractaire periode?
Periode waarin een nieuwe stimulus een actiepotentiaal kan genereren, maar met kleinere amplitude.
Hoe kunnen actiepotentialen zich voortplanten over het axon?
Door heropbouw van de actiepotentiaal in axonale regio’s.