zenuwstelsel Flashcards

(73 cards)

1
Q

Wat is homeostase?

A

Een term die betekent dat er twee milieus zijn waarin een organisme leeft: exterieur (omgeving) en interieur (binnenkant van het lichaam).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke twee orgaansystemen coördineren de respons van het lichaam?

A

Zenuwstelsel en endocrien stelsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het verschil tussen het zenuwstelsel en het endocriene stelsel?

A

Zenuwstelsel = snelle communicatie; endocriene stelsel = trage communicatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de verschillende zenuwsegmenten?

A
  • Cervicaal: ter hoogte van de hals
  • Thoracaal: aan de borstholte
  • Lumbaal: aan de buikholte
  • Femoraal: aan de benen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de functies van sensorische neuronen?

A

Ze meten veranderingen aan de buitenkant of binnenkant van het lichaam en sturen signalen naar het centrale zenuwstelsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat doen motorische neuronen?

A

Ze dragen impulsen van het centrale zenuwstelsel naar effectoren zoals spieren en klieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn interneuronen?

A

Ze maken de informatie complexer en zorgen voor netwerken tussen sensorische en motorische neuronen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke cellen ondersteunen neuronen structureel en functioneel?

A

(Neuro)gliacellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de rol van Schwanncellen?

A

Ze produceren de myelineschede rond axonen in het perifere zenuwstelsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de functie van astrocyten?

A

Helpen bij de vorming van de bloed-hersenbarrière en verwijderen K+ uit extracellulair vocht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de functie van ependymale cellen?

A

Ze lijnen de hersenholtes af en produceren cerebrospinaal vocht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het centrale zenuwstelsel (CZS)?

A

Het omvat de hersenen en het ruggenmerg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het perifere zenuwstelsel (PZS)?

A

Het bestaat uit sensorische en motorische neuronen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het verschil tussen het somatisch en autonoom zenuwstelsel?

A
  • Somatisch: stimuleert skeletspieren (willekeurig)
  • Autonoom: stimuleert gladde spieren en hartspier (onwillekeurig)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de drie fasen van een actiepotentiaal?

A
  • Stijgende fase
  • Dalende fase
  • Undershoot fase
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de rustpotentiaal van een neuron?

A

Varieert tussen -40 tot -90 millivolt, gemiddeld -70 mV.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat veroorzaakt de rustpotentiaal?

A

De werking van de natrium-kalium pomp en de grotere membraanpermeabiliteit voor K+.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn graduele potentialen?

A

Kleine tijdelijke veranderingen in membraanpotentiaal door activatie van chemische of ligand-afhankelijke kanalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is de drempelpotentiaal?

A

-55 mV, het niveau dat bereikt moet worden voor een actiepotentiaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat gebeurt er tijdens de depolarisatiefase?

A

Natriumkanalen openen en Na+ stroomt de cel in, waardoor de membraanpotentiaal stijgt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is hyperpolarisatie?

A

Een fase waarin de membraanpotentiaal nog negatiever wordt dan de rustpotentiaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is de absoluut refractaire periode?

A

Periode waarin een nieuwe stimulus geen actiepotentiaal kan genereren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is de relatief refractaire periode?

A

Periode waarin een nieuwe stimulus een actiepotentiaal kan genereren, maar met kleinere amplitude.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Hoe kunnen actiepotentialen zich voortplanten over het axon?

A

Door heropbouw van de actiepotentiaal in axonale regio’s.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Welke manieren zijn er om de snelheid van geleiding te verhogen?
* Vergroten van axondiameter * Verminderen van elektrische weerstand tegen stroom
26
Wat is de functie van de refractaire periode?
Bepaalt dat het signaal niet terug in de richting van het cellichaam loopt omdat natriumkanalen geïnactiveerd zijn ## Footnote Vergelijking met de wave op een voetbalwedstrijd.
27
Hoe blijven actiepotentialen amplitude behouden?
Doorheen het axon ## Footnote Twee manieren om de snelheid van geleiding te verhogen zijn axondiameter vergroten en axon gemyeliniseerd maken.
28
Wat is saltatorische geleiding?
Impuls springt van knoop tot knoop in een gemyeliniseerd axon ## Footnote Komt voor bij vertebraten.
29
Wat zijn synapsen?
Intercellulaire juncties tussen twee cellen ## Footnote Actiepotentiaal eindigt in axonterminalen en geeft signaal door aan een andere zenuwcel, spier- of kliercel.
30
Wat zijn de twee basistypes van synapsen?
Elektrische en chemische synapsen ## Footnote Elektrische synapsen vereisen directe cytoplasmatische connecties.
31
Hoe werken elektrische synapsen?
Gevormd door gap junctions en werken snel, maar zonder regulatie ## Footnote Komt relatief weinig voor in het zenuwstelsel bij vertebraten.
32
Wat is de functie van chemische synapsen?
Regulatie mogelijk via neurotransmitters ## Footnote Bevatten synaptische vesikels met neurotransmitters.
33
Wat is de rol van acetylcholine (ACh)?
Verantwoordelijk voor excitatorische postsynaptische potentiaal (EPSP) en spiercontractie ## Footnote ACh wordt afgebroken door acetylcholinesterase (AChE).
34
Wat is de belangrijkste excitatorische neurotransmitter in het centrale zenuwstelsel?
Glutamaat ## Footnote Het veroorzaakt een excitatorische postsynaptische potentiaal.
35
Wat zijn glycine en GABA?
Inhibitorische neurotransmitters ## Footnote Leiden tot hyperpolarisatie en genereren inhibitorische postsynaptische potentiaal (IPSP).
36
Wat zijn catecholamines?
Afgeleid van tyrosine, omvatten epinephrine en norepinephrine ## Footnote Belangrijk bij de 'vecht of vlucht' respons.
37
Wat is de rol van dopamine in de hersenen?
Betrokken bij lichaamsbeweging en geassocieerd met Parkinson en schizofrenie ## Footnote L-dopa is een behandeling voor Parkinson.
38
Wat zijn neuropeptiden?
Werken als neuromodulatoren en beïnvloeden pijnperceptie ## Footnote Voorbeeld: Substance P en endorfines.
39
Wat is synaptische integratie?
Postsynaptisch neuron ontvangt signalen van vele presynaptische neuronen ## Footnote Integratie van EPSPs en IPSPs vindt plaats in het neuronaal cellichaam.
40
Wat zijn de twee manieren om drempelpotentiaal te bereiken?
Spatiale sommatie en temporele sommatie ## Footnote Spatiale sommatie betreft verschillende dendrieten, temporele sommatie betreft één dendriet.
41
Wat is habituatie?
Verlies van capaciteit om te reageren op een stimulus door langdurige blootstelling ## Footnote Vermindering van het aantal receptoren door overmaat aan neurotransmitter.
42
Hoe beïnvloedt cocaïne het zenuwstelsel?
Bindt aan dopamine-transporters en voorkomt heropname van dopamine ## Footnote Dit leidt tot verslaving door verhoogde dopamine in de synaptische spleet.
43
Hoe past het zenuwstelsel zich aan aan nicotine?
Maakt minder nicotine-receptoren en vermindert gevoeligheid van receptoren ## Footnote Nicotine verandert de vrijstelling van verschillende neurotransmitters.
44
Wat is het centrale zenuwstelsel?
Bestaat uit de hersenen en het ruggenmerg ## Footnote Sponzen hebben geen zenuwen, cnidaria hebben een simpel zenuwstelsel.
45
Wat is de basisorganisatie van de vertebraten hersenen?
Opgebouwd uit voorhersenen, middenhersenen en achterhersenen ## Footnote Voorhersenen zijn belangrijk voor sensorische verwerking en associatieve activiteit.
46
Wat zijn de functies van de voorhersenen?
Associatieve activiteit en sensorische informatie verwerken ## Footnote Verantwoordelijk voor leren en correlatie.
47
Wat is de rol van de thalamus?
Integratie en schakelcentrum voor sensorische info ## Footnote Bevat ook hypothalamus voor regulatie van lichaamsfuncties.
48
Wat is het primaire onderdeel van de hersenen dat het cerebrum wordt genoemd?
Telencephalon ## Footnote Het cerebrum bestaat uit verschillende lobben: frontale, pariëtale, temporale en occipitale lobben
49
Wat is de functie van het optisch chiasma?
Plaats waar de oogzenuwen samenkomen en informatie naar de hersenen sturen
50
Hoe is het cerebrum bij de mens georganiseerd?
Opgedeeld in rechter en linker cerebrale hemisfeer, verbonden door het corpus callosum
51
Wat is de functie van de primaire motorcortex?
Controle van beweging
52
Wat doet de primaire sensorische cortex?
Verwerkt sensorische informatie zoals horen, zien, en voelen
53
Wat zijn de drie regio's van de cerebrale cortex?
* Primaire motorcortex * Primaire sensorische cortex * Associatieve cortex
54
Wat is de rol van de basale ganglia?
Spelen rol in beweging en motorische controle
55
Wat doet de thalamus?
Integreert sensorische informatie en stuurt deze door naar de sensorische cortex
56
Wat controleert de hypothalamus?
Viscerale activiteit zoals lichaamstemperatuur, bloeddruk, honger en dorst
57
Wat is lateralisatie in de hersenen?
Een bepaalde hersenhelft heeft een andere functie dan de andere helft
58
Wat is de functie van het centrum van Wernicke?
Begrijpen van taal
59
Wat is de functie van het centrum van Broca?
Spreken en grammaticaal correct formuleren
60
Welke rol speelt de temporale lob in het geheugen?
Bevat hippocampus en amygdala, belangrijk voor geheugen
61
Wat is de ziekte van Alzheimer?
Conditie waarin geheugen en denken disfunctioneel worden
62
Wat zijn de twee voorgestelde oorzaken van de ziekte van Alzheimer?
* Externe proteïnen: b-amyloïde plaques * Interne proteïnen: tau (tangles)
63
Wat is de functie van het ruggenmerg?
Informatie snelweg tussen hersenen en rest van het lichaam
64
Wat is een monosynaptische reflex?
Een reflex waarbij slechts één synaps betrokken is
65
Wat is het verschil tussen sensorische en motorische neuronen?
* Sensorische neuronen brengen informatie naar het ruggenmerg * Motorische neuronen sturen informatie naar spieren
66
Wat is het somatisch zenuwstelsel?
Onder controle van onze wil, innerveert skeletspiercellen
67
Wat is het vegetatieve of autonome zenuwstelsel?
Niet onder controle van onze wil, innerveert gladde spieren en hartspier
68
Wat zijn de twee takken van het autonome zenuwstelsel?
* Sympathisch zenuwstelsel * Parasympathisch zenuwstelsel
69
Wat is de functie van het sympathisch zenuwstelsel?
Activering van 'fight or flight' reacties
70
Wat is de functie van het parasympathisch zenuwstelsel?
Bevordering van 'rest and digest' activiteiten
71
Wat is de rol van de nervus vagus?
Innerveert bijna alle organen en brengt parasympathische informatie
72
Wat is de functie van preganglionaire neuronen in het autonome zenuwstelsel?
Vertrekken in het CZS en maken synaps in een autonoom ganglion
73
Wat is het verschil tussen preganglionaire en postganglionaire neuronen?
* Preganglionaire neuronen maken synaps in ganglia * Postganglionaire neuronen reguleren viscerale effectors