ZIEKTEBEELDEN Flashcards

(197 cards)

1
Q

Man of vrouw hoger risico bij AAA?

A

Man

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Verschil acute en chronische pancreatitis?

A

Bij chronische pancreatitis buiten de ontsteking van de pancreas ook fibrosering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hogere incidentie: acute of chronische pancreatitis?

A

Acute pancreatitis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

LO acute pancreatitis?

A

Teken van Cullen en teken van Grey-Turner

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Pijn bij acute pancreatitis?

A

Pijn in epigastricum

  • uitstraling naar rug
  • toenemend na eten
  • voorkeurshouding: voorovergebogen met opgetrokken knieën
  • beweging maakt pijn erger
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bij welke soort pancreatitis past steatorroe?

A

Chronische pancreatitis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Risicofactoren acute pancreatitis?

A

Drugs, medicatie, trauma, ERCP

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Risicofactoren chronische pancreatitis?

A

Hemochromatose, maligniteit, CF

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Risicofactoren acute & chronische pancreatitis?

A

Alcoholabusus, galstenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Diagnose acute pancreatitis?

A

Serum amylase of lipase (specifieker) 3x boven ULN, beeldvorming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Diagnose chronische pancreatitis?

A

Beeldvorming, calcificaties op echo, analyse van ontlasting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Behandeling acute pancreatitis?

A

Antibiotica, galsteenverwijdering, necrosectomie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Behandeling chronische pancreatitis?

A

Pijnbestrijding, galsteenverwijdering, pancreasresectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Cholelithiasis 2 vormen?

A

Galblaasstenen en galstenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Gevolgen galblaasstenen?

A

Kolieken en dyspepsie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Dyspepsie is?

A

Verstoring van spijsverteringssysteem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Gevolgen galstenen?

A

Acute cholecystitis, acute cholangitis, acute pancreatitis, obstructie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Cholecystitis is?

A

Ontsteking van de galblaas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Cholangitis is?

A

Ontsteking van galwegen met galstuwing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Risicofactoren: wat zijn de 5 F’s?

A

Female, Forty, Fat, Fertile en Fair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

LO bij cholecystitis?

A

Teken van Murphy

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Diagnostiek cholelithiasis?

A

Echo, GEEN ercp

Bloed: verhoogd AF, gamma-glutamyl transferase (g-GT), totaal bilirubine en transaminasen (ALAT>ASAT)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Behandeling cholelithiasis?

A

Pijnbestrijding, chelecystectomie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Soorten aneurysma’s?

A

Ware aneurysma: fusiform of sacculair

Vals aneurysma: pseudoaneurysma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Dilaterend vaatlijden is een ziekte van de ...?
Tunica adventitia
26
DM risicofactor voor AAA?
Nee
27
Diagnostiek AAA?
Echo (duplex), CT of MRI met angiografie
28
Welke afweging behandeling bij AAA?
Operatierisico vs ruptuurrisico
29
Gootsteengeruis bij obstipatie?
Paralytische ileus
30
Ontstaan atriumfibrilleren?
Ongeorganiseerde elektrische activiteit van de atria met irregulaire ventriculaire respons
31
ECG atriumfibrilleren?
Geen P-toppen
32
Gevolgen atriumfibrilleren?
Longembolie, hartinfarct en herseninfarct
33
Risico op herseninfarct bepalen?
CHA2DS2-VASc score
34
Behandeling atriumfibrilleren?
Cardioversie, b-blokkers, antistolling
35
AV-nodale re-entry tachycardie mechanisme?
Extra geleidingsweg stroom waardoor snelle en langzame weg
36
ECG AVNRT?
P-top verweven met QRS-complex, geen mooie losse P-toppen meer
37
AVNRT vaker bij mannen of vrouwen?
Vrouwen
38
Behandeling/stoppen AVNRT?
Vagale manoeuvre: hoesten, duwen op halsslagader
39
Start AVNRT?
Rond 20e levensjaar
40
Atrio-ventriculaire re-entry tachycardie mechanisme?
Re-entry door extra verbinding tussen boezem en kamer buiten de AV-knoop om
41
ECG AVRT?
Delta-golf, meestal direct na P-top
42
Stoppen AVRT?
Vagale manoeuvre: hoesten, duwen op halsslagader
43
AVRT past bij syndroom van...?
Wolff Parkinson White (WPW)
44
Diagnose hyperthyreoïdie?
TSH meting (is laag maar met hoge FT4)
45
Behandeling hyperthyreoïdie?
Thyreostatica, b-blokkers, kaliumjodide, radioactief jodium
46
Auscultatie bij acute bronchitis?
Expiratoire rhonchi, crepitaties
47
DD bradycardie?
Sporthart, escaperitme bij geleidingsstoornis
48
DD tachycardie?
Onregelmatig ritme: atriumfibrilleren | Regelmatig ritme: sepsis, sinustachycardie, ventrikelfibrilleren
49
Hartritmestoornis bij normale frequentie?
Ventriculaire/atriale extrasystole, hartklepafwijking
50
Pathofysiologie pneumonie?
Ventilatie-perfusie mismatch (shunting) wat leidt tot hypoxemie
51
Soorten pneumonie?
Lobulair (één kwab), interstitieel (longparenchym) en bronchopneumonie (verspreide, kleinere haarden)
52
Is HIV risicofactor op pneumonie?
Ja
53
Auscultatie bij pneumonie?
Pleurawrijven, crepitaties, éénzijdige auscultatoire afwijkingen en demping
54
Trias van Virchow bij DVT?
1. Stasis van bloedstroom door immobiliteit 2. Verandering bloedsamenstelling (hemostase) 3. Beschadiging vaatwand
55
Ruiterembolie?
Beide longvenen volledig afgesloten
56
Inschatten kans DVT mbv ...?
Beslisregel van Wells
57
Complicaties DVT?
Longembolie en posttrombotisch syndroom (PTS)
58
Mechanisme PTS?
DVT heeft geleid tot veneuze klepinsufficiëntie waardoor continu verhoogde veneuze druk in been
59
Symptomen PTS?
Oedeem, jeuk, pijn, trofische stoornissen, hyperpigmentatie, dilatatie vd venen
60
Diagnostiek DVT?
D-dimeren, als verhoogd dan echo/CUS (compressie ultrasonografie)
61
Behandeling DVT?
Antistolling (vitamine K-antagonist, LMWH, DOAC)
62
Wat is een chronische veneuze insufficiëntie (CVI)?
Een langdurige afvloedstoornis door insufficiëntie van veneuze kleppen
63
Verschil primaire en secundaire hypertensie?
Bij primaire hypertensie oorzaak onbekend
64
Hypertensieve crisis
Systolische BD > 220 mmHg | Diastolische BD > 120 mmHg
65
Behandeling hypertensie < 50 jaar
ACE-remmer
66
Behandeling hypertensie 50-70 jaar
Thiazidediureticum of calcium-antagonist
67
Behandeling hypertensie > 70 jaar
Diureticum
68
Onder ACS vallen ...?
Myocardinfarct en instabiele angina pectoris
69
STEMI is ...?
Myocardnecrose veroorzaakt door volledige occlusie dat resulteert in acuut transmurale ischemie
70
LO acute decompensatie
Reutelende snelle ademhaling passend bij (beginnend) longoedeem
71
Lage systolische BD (<90 of 100 mmHg) past bij ...?
Cardiogene shock en/of onderwandinfarct
72
Bradycardie past bij ...?
Onderwandinfarct
73
Pericardwrijven past bij ...?
Pericarditis of transmuraal infarct
74
Cardiale biomarkers in bloed zijn ...?
CK-MB, NT-(pro)BNP en troponine C en I
75
Behandeling stabiele AP
B-blokker, calciumantagonist, evt (langwerkende) nitraten), aspirine, statines
76
Behandeling instabiele AP/NSTEMI
Heparine, aspirine/P2Y12-remmers, pijnstilling, zuurstof en nitraten
77
Volgorde behandeling ACS
Revascularisatie, medicatie, lifestyle management, cardiale revalidatie
78
Bij COPD verstoord evenwicht van hoeveelheden ...?
Proteasen & antiproteasen, oxidanten & antioxidanten
79
Longemfyseem bij COPD meer ...?
Distaal
80
Auscultatie bij COPD
Verlengd experium, expiratoire rhonchi en grove crepitaties
81
COPD als
FEV1/FVC ratio < 0.7 | FEV1/FVC ratio < 200 mL of < 12% verbetering na bronchodilatatie
82
Prognose COPD: BODE index op basis van
6 minuten looptest FEV1 BMI mMRC-score
83
COPD bestaat uit ...?
Longemfyseem en chronische bronchitis
84
Spirometrie COPD
TLC normaal/verhoogd FEV1 verlaagd FEV1/FVC verlaagd
85
3 categorieën interstitiële longziekten
Idiopathisch (IPF), granulomateus (sarcoïdose) en oorzaak bekend (stof, asbest, EAA)
86
2 kenmerken interstitiële longziekten
Onstekingen en verlittekening tussen alveoli
87
Spirometrie interstitiële longziekten
FEV1 en FVC verlaagd | Tiffeneau-index normaal of verhoogd
88
Behandeling interstitiële longziekten
Fibroseremmers
89
EAA staat voor ...?
Extrinsieke allergische alveolitis
90
LO auscultatie EAA
Squeeks en verscherpt ademgeruis
91
HR-CT bij EAA (acuut)
Noduli, matglas en airtrapping
92
HR-CT bij EAA (chronisch)
Fibrose, cystevorming
93
Oorzaken microcytaire anemie (MCV < 80 fl)
Ijzergebrek of chronische ziektes
94
Anemie van chronische ziekte ontstaat door ...?
Hoge concentratie hepcidine, verminderd opname ijzer door sluiting ferroportine
95
Reticulocyten bij microcytaire anemie zijn ...?
Verlaagd
96
Hb-pathie/thalassemie mechanisme
Genetisch defect zorgt voor a/b-keten disbalans waardoor verhoogde hemolyse
97
Reticulocyten bij Hb-pathie zijn ...?
Normaal of verhoogd
98
Reticulocyten bij normocytaire anemie zijn ...?
Verlaagd, tenzij acute bloeding dan normaal
99
Sikkelcel anemie is ...?
Normocytaire anemie met verhoogde reticulocyten
100
Oorzaak macrocytaire anemie (MCV > 100 fl)
Vitamine B12 tekort, foliumzuur tekort, hypothyreoïdie
101
Reticulocyten macrocytaire anemie zijn ...?
Verlaagd
102
Percinieuze anemie mechanisme
Atrofische gastritis = minder productie IF = minder opname vitamine B12
103
Block-and-replace therapie
Thyreostatica met levothyroxine
104
ADPKD staat voor ...?
Autosomaal dominante polycysteuze nierziekte
105
Mechanisme IgA nefropathie
IgA-antistoffen slaan nier en veroorzaken daar glomerulonefritis
106
Mechanisme chronische tubulo-interstitiële ziekten
Langdurige ontsteking van interstitium met als gevolg fibrose
107
Eindstadium nierfalen is ...?
GFR < 15 mL/min
108
Auscultatie longembolie
Mogelijk pleurawrijven
109
ECG bij longembolie
Aspecifieke ST-depressies of -elevaties
110
Diagnostiek longembolie
WELLS < 4: D-dimeer, > 0.5: CT | WELLS > 4: CT
111
Verhoogd risico GER bij medicatie ...?
NSAIDs, parasympathicolytica, calcium-antagonisten
112
Medicamenteuze behandeling GER
Protonpompremmer, antacidum en/of H2-receptor-antagonist
113
ECG pericarditis
ST-elevaties in alle afleidingen
114
ECG myocarditis
Repolarisatie-afwijkingen, geleidingsstoornissen en ritmestoornissen
115
Tekenen dehydratie
Verlengde capillaire refill, versnelde ademhaling, versnelde pols, verlaagde buikturgor, ingezakte fontanellen, niet huilen
116
2 soorten diarree
Osmotisch (>100 mOsm/kg), verdwijnt na dag vasten | Secretoir (<50 mOsm/kg)
117
Oorzaken osmotische diarree zijn ...?
Malabsorptie dieetcomponenten of laxantia misbruik
118
Oorzaken secretoire diarree zijn ...?
Microbiële/virale enterotoxines, neuro-endocrien
119
ORS
Oral rehydration therapy
120
ORS bevat ...?
Natrium, kalium, chloride, bicarbonaat en glucose
121
Bij coeliakie bestaat er een levenslange ...?
Intolerantie voor gluten, waardoor ontsteking die (vlok)atrofie van dunne darm veroorzaakt waardoor malabsorptie
122
Diagnostiek coeliakie
HLA-DQ2 of -DQ8: moet aanwezig zijn | Antistoffen t-TG: 10x verhoogd
123
Prikkelbare darm syndroom (PDS) gedefinieerd aan de hand van ...?
Rome III-criteria
124
Ulcus pepticum omvat ...?
Ulcus duodeni en ulcus ventriculi
125
Typische kenmerken ulcus ventriculi
Pijn bij het eten, gewichtsverlies
126
Typische kenmerken ulcus duodeni
Nachtpijn en hongerpijn, pijn neemt af bij eten
127
Helicobacter Pylori aantonen met een ...?
C13 ureumademtest, feces test of biopt
128
Eradicatietherapie H. pylori
Twee soorten antibiotica en een protonpompremmer
129
3 vormen van perifeer arterieel vaatlijden zijn ...?
Acute ischemie, claudicatio intermittens en kritieke ischemie
130
Sprake van PAV bij enkel-armindex van ...?
< 0.9
131
Ernst van PAV wordt aangegeven door de ...?
Fontaine-classificatie
132
Interventies mogelijk bij PAV zijn ...?
Dotteren, endarteriëctomie of bypass
133
Primaire hemostase is het proces waarbij ...?
Een trombocytenplug wordt gevormd mbv adhesie en aggregatie
134
Adhesie is de ...?
Hechting van bloedplaatjes aan het endotheel oiv de Von Willebrand factor
135
Aggregatie is de ...?
Hechting van bloedplaatjes aan elkaar
136
Van Von Willebrand ziekte
Geen lijmstof voor de bloedplaatjes dus bloedingsneiging
137
Immuun trombocytopenie (ITP) veroorzaakt door ...?
Auto-antistoffen tegen bloedplaatjes, waardoor tekort bloedplaatjes
138
Bij trombocytopathie is de ...?
Functie van de aanwezige bloedplaatjes verminderd
139
Secundaire hemostase heeft als doel om ...?
De bloedplaatjesplug te verstevigen dmv vorming van fibrinedraden, geïnitieerd door tissue factor
140
Vitamine K is essentieel voor de vorming van ...?
Stollingsfactoren II, VII, IX en X
141
Stollingscascade wordt geremd door ...?
Anti-trombine, APC-systeem en proteïne S
142
Langere protrombinetijd (PT) betekend probleem bij stollingsfactoren ...?
VII, X, V of II
143
Langere partiële tromboplastine tijd (aPTT) betekend probleem bij stollingsfactoren ...?
XII, XI, IX of VIII
144
Hepatitis meest voorkomende oorzaak van ...?
Levercirrose en hepatocellulair carcinoom
145
Bij auto-immuun hepatitis worden ...?
Auto-antilichamen geproduceerd tegen de hepatocyten
146
Bij pneumothorax zit er lucht tussen de ...?
Pariëtale en viscerale pleura
147
3 soorten pneumothorax zijn ...?
Traumatisch, spontaan en spanningspneumothorax
148
Primaire spontane pneumothorax ontstaat ...?
Zonder onderliggende longaandoening, maar via zwakke plekken in het longweefsel
149
Secundaire spontane pneumothorax ontstaat ...?
Met onderliggende longaandoening, zoals destructie van longparenchym en verhoogde intrapulmonale druk
150
Hartfalen met dysfunctie in linker ventrikel leidt tot ...?
Stuwing en vochtretentie in de longen, met dyspneu als gevolg
151
Hartfalen met dysfunctie in rechter ventrikel leidt tot ...?
Stuwing en vochtretentie in de extremiteiten en buik, met oedeem en ascites als gevolg
152
Biomarker specifiek voor hartfalen is ...?
NT-proBNP
153
Belangrijkste oorzaken hartfalen zijn ...?
Coronairlijden, cardiomyopathie en hypertensie
154
De ernst van hartfalen wordt ingedeeld via de ...?
NYHA-klasse 1 tot 4
155
ECG bij hartfalen
Ritmestoornissen, geleidingsstoornissen, Q-golven en ST-veranderingen
156
Bij auscultatie bij hartfalen hoor je ook vaak een ...?
Derde harttoon
157
Aortaklepstenose geeft drukbelasting van ...?
Linkerventrikel, met als gevolg concentrische hypertrofie
158
Auscultatie bij aortaklepstenose
Systolisch ejectiegeruis tussen de eerste en tweede harttoon in
159
Bij syndroom van Tietze ontstaat een ...?
Zwelling van het kraakbeen tussen sternum en ribben
160
Auscultatie bij astma
Bronchiaal ademgeruis met een verlengd experium en expiratoir piepende rhonchi
161
Er is sprake van een obstructie als FEV1/FVC ...?
Kleiner is dan 1.64 SD of 0.7
162
Er is sprake van reversibiliteit bij astma wanneer FEV1 na bronchodilatator ...?
Meer dan 200 mL én meer dan 12% verbetert
163
Onderhoudsmedicatie bij astma is ...?
B2-agonisten en inhalatiecorticosteroïden
164
Behandeling astma exacerbatie is ...?
Zuurstof, verneveling salbutamol en iv toediening van hydrocortisol
165
Met de histamine provocatie test meet je de mate van ...?
Bronchiale hyperreactiviteit (BHR)
166
Oorzaken van nierstenen zijn ...?
Hypercalciëmie, hypercalciurie, hyperoxalurie, RTA en infectie
167
Niersteen bij hoge pH is vaak een ...?
Infectiesteen
168
Niersteen bij lage pH is vaak een ...?
Urinezuursteen
169
Mag een persoon met hypovolemische shock drinken?
Nee
170
Bij een DKA is er sprake van een ...?
Ernstige hyperglycemie door een absolute insulinedeficiëntie bij DM1
171
Kernsymptomen van DKA zijn ...?
Braken, hyperventilatie, Kussmaul ademhaling en misselijkheid
172
Op een X-thorax bij longfibrose zie je ...?
Witkleuring, afname longvolume en Kerley-lijntjes
173
De wiggedruk is een ...?
Indirecte schatting van de druk in het linker atrium
174
Longfibrose gaat gepaard met ...?
Kleinere TLC en verhoogde KCO (TLCO/AV)
175
Krogh factor is ...?
TLCO/AV
176
Medicatie bij colitis ulcerosa
Corticosteroïden, immunosuppressiva, biologicals (TNF-alfa-blokkers) en mesalazine
177
Auscultatie bij morbus crohn
Gootsteengeruis maar afwezigheid van peristaltiek
178
Meest voorkomende symptomen bij coloncarcinoom zijn ...?
Veranderd defecatiepatroon, rectaal bloedverlies en buikpijn
179
Een voorbeeld van een tumormarker is ...?
CAE
180
Pre-hepatische icterus wordt veroorzaakt door ...?
Een verhoogde hemolyse
181
Hepatische oorzaken icterus 2 vormen
Aangeboren: syndroom van Gilbert of Criggler-Najjar Verworven: hepatitis of levercirrose
182
Post-hepatische icterus zijn vooral een ...?
Vorm van cholestase: obstructieve carcinomen, stenen en stricturen van de galwegen
183
Bij syndroom van Gilbert heb je minder ...?
UTG1A1
184
Bij syndroom van Crigler-Najjar heb je geen ...?
UTG1A1
185
Bij syndroom van Gilbert is er sprake van ...?
Verhoogd ongeconjuceerd bilirubine en geen verhoogde hemolyse, totale bilirubine < 103 umol/L
186
Bij verwijde galwegen gaat het vaak over ...?
Extra-hepatische cholestase
187
Twee algemene oorzaken van dysfagie zijn ...?
Motiliteitsstoornissen en mechanische afwijkingen
188
Onder motiliteitsstoornissen vallen ...?
Achalasie, sclerodermie en slokdarmspasme
189
Onder mechanische afwijkingen vallen ...?
Oesophaguscarcinoom, peptische strictuur en eosinofiele oesophagitis
190
Oorzaken achalasie zijn ...?
Onvoldoende peristaltiek en onvoldoende relaxatie van de onderste slokdarmsphincter (LES)
191
Bij sclerodermie is er in de slokdarm juist sprake van ...?
Verminderde motiliteit van de onderste slokdarmsphincter (LES)
192
Eosinofiele oesophagitis is een ...?
Allergische ontsteking van de slokdarm
193
4 methodes voor vaststellen hypercortisolisme zijn ...?
Cortisol in 24-uurs urine, dexamethason suppressietest, middernachtsspeeksel cortisolconcentratie, cortisol meting in het haar
194
Primaire bijnierschorsinsufficiëntie heet ook wel de ...?
Ziekte van Addison
195
Osteopenie is ...?
Een voorloper van osteoporose
196
Oorzaken van secundaire hypertensie zijn ...?
Hyperaldosteronisme, hypercortisolisme en feochromocytoom
197
Een extra-adrenaal feochromocytoom heet een ...?
Paraganglioom