Ziektebeelden 1e jaar Flashcards

(204 cards)

1
Q

Symptomen van acute pancreatitis

A
heftige, stekende epigastrische pijn, uitstralend naar rug 
misselijkheid en braken 
koorts 
icterus 
bij galstenen als oorzaak: koliek pijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Diagnose stellen acute pancreatitis

A

Lab: amylase en/of lipase > 3x bovengrens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Oorzaken acute pancreatitis

A
Binge drinking (6-12 uur eerder) 
Medicatie 
Infectie 
Galstenen 
Metabole stoornissen
Trauma
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Risicofactoren voor cholelithiasis

A

Fat, Female, Forty, Fertile

Hoog cholesterol en onverzadigde vet inname

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Behandeling van cholelithiasis

A

Endocopisch: ERCP
Chirurgisch: galwegexploratie

ERCP > chirurgisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Diagnose Aneurysma Aorta Abdominalis (AAA)

A

Aortaverwijding met >1,5x normale diameter (±3 cm)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Risicofactoren AAA

A
Roken 
Hypertenstie 
Hyperlipidemie 
COPD 
Familiair
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wanneer is een operatie geïnduceerd bij AAA

A

Aorta diameter >5,5 cm –> Ruptuur risico > risico operatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Kenmerken van atriumfibrilleren (boezemfibrilleren)

A

Volledig irregulair, ventriculair (breed complex) tachycardie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is er te zien op een ECG van atriumfibrilleren

A

Zaagtand basislijn
Breed complex
Volledig irregulair/niet samenhangend
Geen p-toppen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Behandeling van atriumfibrilleren

A

Acute setting: cardioversie onder narcose
Levensstijl adviezen
Medicamenteus:
- Beta-blokker
- Anti-stolling: coumarines, heparine, DOAC

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn belangrijke complicaties van atriumfibrilleren

A

Optreden van: CVA, hartinfarct, longembolie door stolsel vorming in hartoortje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de epidemiologie van AVNRT

A
  • beginleeftijd: 20ste levensjaar
  • Incidentie: 30% bevolking
  • prevalentie: 1:800
  • man < vrouw (1:3)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Behandeling van AVNRT

A
Ablatie 
Vasovagale manœuvre 
Medicamenteus: 
- beta-blokker 
- calcium antagonist 
- adenosine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is een AVRT

A

AVRT = atrio-ventriculaire re-entry tachycardie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Kenmerken ECG voor AVRT

A
  • smal complex

- delta-golf: golf na p-top

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Kenmerken ECG voor AVNRT

A
  • smal complex
  • P-top achter QRS-complex en/of verdwijnen
  • verlengde PR-tijd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke kenmerken horen bij LO bij acute bronchitis

A

LO: piepen + crepitaties + Rhonchi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke kenmerken horen bij LO bij pneumonie

A

LO: ademruis + crepitaties + percussie; verlaagd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Kenmerken X-thorax bij pneumonie

A

X-thorax: consilidatie + silhouette sign

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Gevolgen van COPD

A
Irreversibele bronchiale obstructie 
Gaswisseling stoornis  
hypersecretie van mucus 
hyperinflatie 
pulmonale hypertensie 
fibrose vorming
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Kenmerken horen bij LO COPD

A

LO: verminderd ademgeruis, piepen, percussie: normaal of hypersenoor + verlengt experium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Behandeling COPD

A
Beta-2 agonisten: salbutamol, salmeterol
M- antagonisten: ipatropium, tiotropium 
Theophylline 
inhalatie cortiocsteroiden: budesonide 
Montelukast 
Omelizumab
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Kenmerken spirometrie van intestinale longziekte (ILD)

A

Spirometrie:

  • vorm: puntputs
  • TLC: <-1,64 SD
  • FEV1: verlaagd
  • FEV1/VC: normaal of verhoogd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Beloop intestinale longziekte (ILD)
Zonder longtransplantatie levensverwachting: 3 - 5 jaar
26
Symptomen bij EEA: acute vorm
anamnese: - Dyspnoe - Hoesten - Koorts - Malaise LO: squeeking + verscherpt ademgeruis
27
Symptomen bij EAA: chronische vorm
Anamnese: dyspnoe LO: clubbing + crepitaties
28
HR-CT bij EAA: acute vorm
HR-CT: airtrapping, matglas, ontsteking nodules
29
HR-CT bij EAA: chronische vorm
HR-CT: fibrose + cystevorming
30
Wat kan er uit het lab komen bij pneumonie?
CRP: verhoogd serum ureum: verhoogd Leuko's: verlaagd pH: verlaagd
31
Risicofactoren voor pneumothorax
``` Lange, slanke man Roken Trauma Positieve FA COPD/emfyseem Activiteit met grote drukverschillen Longoperatie gehad ```
32
Symptomen bij astma
Dyspnoe Hoesten: vooral nacht en/of ochtend piepende ademhaling druk op de borst
33
Aanvullend onderzoek bij astma
Spirometrie: obstructie aantonen --> FEV1 <-1,64 SD reversibiliteit bepalen: - Peakflow: 20% variatie binnen dagen of 10% (kind: 13%) in 1 dag - reversibiliteit meting: FEV1 > 12% omhoog na >200 ml Bronchiale hyperreactiviteit test (histamine provocatie) - FEV 20% dalen --> <32.0 mg/ml is afwijkend
34
symptomen bij longembolie
``` Dyspnoe Pijn op borst vast aan ademhaling hoesten koorts zweten tachypnoe tachycardie soms bloed ophoesten ```
35
Hoe werkt de WELLS score
> 4 punten --> spiraal CT <4 punten --> D-dimeer --> >0,5 --> spiraal CT < 0,5 --> uitgesloten longembolie
36
Hoe werkt de YEARS beslisregel
> 1 punt --> D-dimeer --> >0,5 = spiraal CT | 0 punten --> D-dimeer --> >1,0 = spiraal CT
37
Hoe lang moet je antistolling slikken na longembolie
Bij risicofactor: 3 maanden Bij maligniteit: 3-6 maanden Bij ideopatisch: 3 maanden tot levenslang Bij recidief/levensbedreigend: levenslang
38
Wat betekend teleangiectasie
teleangiectasie = uitzetting bloedvaatjes
39
Symptomen van diep veneuze trombose (DVT)
``` Trombose been: -dik -warm -rood -glanzend -pijnlijk Pijnlijk Jeuk Pitting oedeem varices ulceraties ```
40
Diagnose stellen diep veneuze trombose (DVT)
Klinische kansschatting maken - > 2 punten --> CUS (echo) - < 2 punten ---> D-dimeer - <0,5 --> uitgesloten - > 0,5 ---> CUS
41
Hoe worden klachten van varices erger?
- in de loop van de dag - lang stilzitten - warme omgeving
42
Hoe worden klachten van varices minder erg?
- Spieren bewegen | - Been omhoog leggen
43
Symptomen van varices
- jeuk - verkleurde of verharde huid - warm - krampen
44
Complicaties van varices
- varices bloeding | - tromboflebitis = ontsteking oppervlakkige venen door trombus
45
Symptomen van chronische veneuze insufficiëntie
- zwaar of vermoed gevoel been - nachtelijk krampen of onrustige benen - jeuk - varices - pigmentatie - pitting oedeem - eczeem - erythema
46
Gevolgen van Chronische veneuze insufficiëntie (CVI)
Gevolgen CVI: Stuwing been venen Verhoogd veneuze druk Veneuze reflex
47
Wanneer spreek je van hypertensie
Hypertensie: 140/90 mmHg
48
Bevindingen lichamelijk onderzoek bij myocardinfarct
- transpireren - soeffle - tekenen van shock
49
Verschil tussen STEMI en nSTEMI in behandeling
STEMI: ZSM revasculariseren nSTEMI: binnen 24 h revasculariseren tenzij: hemodynamisch instabiel of niet pijnvrij krijgen --> ZSM revasculariseren
50
Welke medicijnen zitten in de golden 5 bij een myocardinfarct
- Aspirine - Beta-blokker - ACE-remmer - P2Y12 inhibitor - Statine
51
Symptomen van een myocardinfarct
Pijn op de borts met uitstraling L arm en/of schouder Dyspnoe Palpitaties Vegatieve verschijnselen: misselijk, zweten, grauw zien Algehele malaise
52
Welke soorten angina pectoris heb je?
Stabiel = door plaque klachten bij inspanning en verdwijnen bij rust Instabiel = door trombus afsluiting vat dus klachten bij rust prinzmetal = klachten door vaatspasme
53
Hoe diagnose stellen bij stabiele angina pectoris
Passend anamnese | inspanning ECG: ST-depressie
54
Behandeling stabiele angina pectoris op volgorde uitvoeren
1. levensstijl adviezen 2. medicamenteus: beta-blokker, calciumantagonist, nitraat, tromboaggregatieremmer, statine, ACE-remmer 3. revascularisatie: PCI/CABG
55
Behandeling instabiele angina pectoris
1. revascularisatie: PCI/CABG 2. medicamenteus 3. levensstijl advies
56
Symptomen van myocarditis
``` POB Hartfalen: orthopnoe, ect Hartritmestoornis: palpitaties Dyspnoe Koorts Zweten Virale klachten Vocht vasthouden Vermoeidheid ```
57
Welk aanvullend onderzoek wordt er gedaan om myocarditis vast te stellen
ECG: geleidingsstoornis, ritmestoornis, polarisatieafwijking ECHO: verminderde pompfunctie LAB: verhoogd troponine, CRP, virusparameters
58
Symptomen bij pericarditis
``` stekende, scherpe pijn op de borst - erger: plat liggen, inademen, bewegen - beter: voorovergebogen Dyspnoe infectieuze klachten Koorts ```
59
Diagnose stellen pericarditis
2 van de 3 aanwezig: LO: pericardwrijiven ECG: ST-elevatie in bijna alle afgeleiden ECHO: pericardeffusie
60
Symptomen hartfalen
``` Longoedeem Pitting oedeem Dyspnoe Orthopnoe Nicturie Palpitaties Vermoeidheid Verwardheid Hoesten ```
61
Wat kan je waarnemen bij LO bij hartfalen
LO: crepitaties en tachycardie
62
Wat is er te zien op ECG, X-thorax en Lab bij hartfalen
ECG: - ST-verandering - Q-golf - Geleidingsstoornis - Ritmestoornis X-thorax: - Cor-thorax ratio > 5,0 - Apex verschuiving naar Links Lab: - BNP/NT-proBNP: verhoogd >400 = HF waarschijnlijk < 100 = HF onwaarschijnlijk
63
Behandeling hartfalen
Levensstijl advies Diuretica ACE-remmers Beta-blokkers 'start low, go slow'
64
Symptomen van aortaklep stenose
``` AP klachten Hartfalen klachten Duizeligheid Syncope Plotse dood ```
65
Wat kan je horen bij LO bij aortaklep stenose
LO: systolische erectie geruis tussen 1e en 2 harttoon
66
Risicofactoren voor aortaklep stenose
Anatomische afwijkingen Ouderdom Endocarditis
67
Behandeling van aortaklep stenose
Percutane interventie: ballondilatatie Klepplastiek Klepvervanging
68
Klachtem bij het syndroom van Tietze
``` Pijn op de borts met uitstraling Pijn duidelijk aan 1 kant Pijn spontaan ontstaan Pijnlijke plek kan rood en dik worden Pijn erger door: - diep zuchten - Hoesten/niezen - Bewegen ```
69
Waar zitten de M2 en M3 receptoren (muscarine receptoren: binden acethyl choline)
M2: hart en zenuwen M3: gladde spierweefsel en exocriene klieren
70
Effect van alfa 1 agonisten
``` Vasoconstrictie Hypertesie Veneuze druk omhoog Pupilverwijding Aanspannen urether sphincter ```
71
Effect van alfa 2 agonisten
Vasoconstrictie Verminderd insuline afgifte Verminderd neurotransmitter afgifte
72
Effect van beta 2 agonisten
``` Vasodilatatie Hypotensie Verslappen bronchi Verslappen baarmoeder Verhogen glycogenolyse Verhogen afgifte glucagon ```
73
Welke groep vallen de volgende geneesmiddelen: - Salbutamol - Salemeterol - Formoterol
Beta 2 agonisten (beta-2 sympathicomimetica)
74
Effect van beta 1 antagonisten
``` Verlagen hartfrequentie Verlagen contractiliteit Verlagen cardiac output Verlagen hartgeleiding Verlagen renine afgifte ```
75
Welke groep vallen de volgende geneesmiddelen: - Propanolol - Sotalol - Metoprolol - Atenolol
Beta blokkers (Beta- 1 sympaticolytica)
76
Wat is het effect van en bij welke aandoeningen gebruikt: - nitroglyceride - Isosorbide dinitraat - Isosorbide mononitraat
Groep: nitraten Gebruikt: Myocard infarct en angina pectoris Effect: vasodilatatie --> preload omlaag + O2 behoefte omlaag
77
Wat is het effect van en bij welke aandoeningen gebruikt: - Amlodipine - Nifedipine
Groep: calciumantagonist Gebruikt: AVNRT, hypertensie en angina pectoris Effect: vasodilatatie, verlagen contractiliteit en hartfrequentie en langere diastole
78
Bijwerking van: (beta 2 agonisten) - Salbumanol - Salmeterol
Reflex tachycardie Aritmieën Tremor Transpireren
79
Wat betekend een type 1 fout?
Type 1 fout = nulhypothese (geen verschil gevonden) hoort te kloppen ondanks dat er een significant verschil is gevonden
80
Wat betekend een type 2 fout?
Type 2 fout = geen significant verschil gevonden ookal hoor je die wel te vinden (nulhypothese (geen verschil) had verworpen moeten worden)
81
Hoe berekend je de numbers-needed-to-treat (NNT)
NNT = 1 : RD (Risk difference --> CI groep A - CI controle groep)
82
Hoe berekend je de power van de studie?
Power = 1 - type 2 fout
83
Wat betekend een lage power
Bij een lagere power wordt de kans op een type 2 fout groter
84
Wat is het effect van theofylline
Theofylline = bronchodilatator
85
Waarom theofylline niet geven aan kinderen
Theofylline verhoogd kans bij kinderen op: - convulsies - aritmieën
86
Volgorde behandelplan astma
1. Beta 2 agonist: salbutamol, salmeterol 2. Cortiocsteroid toevoegen: Budesonide, bedometason 3. Dosis corticosteroid verhogen 4. toevoegen beta-2 agonist, montelukast of omalizumab
87
Op welke transporter heeft bumetanide en furosemide effect
Groep = lis diuretica werken op: NKCC2 = natrium-kalium-chloride-co-transporter - in lus van Henle
88
Op welke transporter heeft hydrochloorthiaze en chloorthalidon effect
Groep: Thiazide diuretica Werken op: NCC = natrium-chloride-cotransporter - in distale tubulus
89
Op welke transporter heeft Spironolacton en amilorde effect
Groep: kalium sparende diuretica Werken op: ENaC= natrium opname gekoppeld aan kalium afgifte - in verzamelbuis
90
Werking en voor welke ziektes gebruikt: ongefragmenteerd heparine
Heparine: anti-stolling Gebruikt voor: angina pectoris, longembolie acute afse, DVT, atriumfibrileren Effect: anti-trombine --> trombine wegvangen
91
Toedieningsvorm, T1/2 en nadelen van ongefragmenteerd heparine
Toediening: IV T1/2: 0,5 - 3 h nadelen: onvoorspelbaar effect
92
effect en voor welke ziektes gebruikt: | Nadroparine
Groep: LMWH Ziektes: longembolie acute fase en DVT Effect: antistolling door wegvangen Factor Xa
93
Effect en voor welke ziektes gebruikt: Alcenocoumarol Fenprocoumaron
Groep: vitamine K antagonist Ziektes: DVT + atriumfibrileren Effect: antistolling door vitamine K wegvangen waardoor stollingsfactoren II, VII, IX, X niet kunnen worden gemaakt
94
Nadeel van Acenocoumarol en Fenprocoumaron
Moet steeds de INR worden gemeten --> naar trombose dienst. INR = Protrombine tijd patiënt / Protrombine tijd normaal persoon
95
Effect en voor welke ziektes gebruikt: Dabigatran Apixaban
Groep: DOAC Ziektes: DVT + atriumfibrileren Effect: - Dabigatran = Directe trombine remmer - Apixaban = directe factor X remmer
96
Effect en voor welke ziektes gebruik: | Acetylsalicylzuur
Groep: tromboaggregatie remmer Ziektes: instabiele AP en myocardinfarct Effect: Remt irreversibel cyclo-oxigenase (COX1) in trombocyten
97
Effecxct en voor welke ziektes gebruikt: Clopidogrel Prasugrel
Groep: P2Y12 remmers - tromboaggregratie temmers Ziekte: myocardinfract Effect: Irreversibele remming ADP-receptor in trombocyten waardoor niet samenklonteren
98
Bevindingen LO bij longembolie
LO: sonore percussie en pleurawrijven
99
Verschil tussen type 1 en type 2 respiratoire insufficiëntie
type 1 = longfalen/incompleet - pO2 verlaagd Type 2 = pompdalen/compleet - pO2 verlaagd, pCO2 verhoogd
100
Oorzaken van type 1 respiratoire insufficiëntie
``` Verminderde O2 in omgeving - Hoogte - Slechte ademhalingstechnieken (milde) hypoventilatie - Slaapapnoe - Verminderde spierkracht Ventilatie-perfusie stoornissen - dode ruimte: longembolie - shunt: VSD, ASD, pneumonie, astma, emfyseem, consolidaties, bloeding longen Diffussie stoornissen - long emfyseem - fibrose - COPD/ILD/pneumoconioce - Longresectie ```
101
Oorzaken van een type 2 respiratoire insufficiëntie
``` Teveel CO2 productie hypoventilatie Cerebraal iets kapot waardoor ademhalingscentrum niet meer goed werkt Spierzwakte/paralyse diafragma Kyfose Ribfractuur ```
102
Klinische kenmerken van type 1 respiratoire insufficiëntie
``` Patiënt: onrustig, euforisch, comateus Ademhaling: grote teugen + hoge frequentie Cyanose van lippen Tachycardie Polyglobulie --> langer bestaand ```
103
Klinische kenmerken van type 2 respiratoire insufficiëntie
Polyglobulie myocard insufficiëntie Vochtretentie Acidose
104
Welke deel hart heeft afgeleiden beeld: - II, III, aVF - V1, V2 - V3, V4 - I, aVL, V5, V6
- II, III, aVF = onderwand - V1, V2 = anterior septaal - V3, V4 = anterior - I, aVL, V5, V6 = lateraal
105
Welke kleppen aangedaan bij: diastolisch hartgeruis
Diastolisch: - mitralis stenose - aorta insufficiëntie
106
Welke kleppen aangedaan bij: systolisch hartgeruis
Systolisch - Mitralis insufficiëntie - Aorta stenose
107
Oorzaken van microcytaire anemie
ijzer tekort chronische ziekte thalassemie hemoglobine pathologieën
108
Oorzaken van normocytaire anemie
``` Chronische ziekte Hemolyse Bloedingen hematologische maligniteit leverfalen nierfalen hypothyreoïdie hemoglobine pathologieën plastisch syndroom Medicamenteus ```
109
Oorzaken van macrocytaire anemie
``` Vitamine B12 defficiëntie Foliumzuur defficiëntie hypothyreoïdie Myelodysplastisch syndroom Alcohol gebruik Medicamenteus ```
110
Wat is primaire, secundaire en tertiaire preventie
Primaire = voorkomen gezonde personen niet ziek worden Secundair = Opsporen van ziekte bij zieke, hoogrisico of genetische aanleg hebben tertiaire = Ziek persoon niet zieker of complicaties krijge en bevorderen zelfredzaamheid
111
Wat is een obstructieve shock?
Obstructieve shock = shock door obstructie in de bloedbaan, vb bloedpropje
112
Wat is een hypovolemische shock?
Hypovolemische shock = shock door heftig bloedverlies, vochtverlies of uitdroging waardoor er te weinig bloedvolume is om weefsel O2 te geven
113
Wat is cardiogene shock?
Cardiogene shock = shock door hartfalen waardoor hart te weinig pompkracht heeft
114
Wat is distributieve shock
Distrutieve shock = shock door slechte verdeling van het bloed over lichaam doordat bloedvaten heel wijd open gaan staan. Er is hierbij geen bloedverlies Vb: anafylactische shock, septische shock en neurogene shock
115
DD bij hematurie
IgA nefropathie Syndroom van Alport Thin membrane nefropathie
116
Waarmee presenteert ziektebeelden zich: - IgA nefropathie - Syndroom van Alport - thin membrane nefropathie
- IgA nefropathie: hematurie + proteïnurie - Syndroom van Alport: hematurie + proteïnurie - thin membrane nefropathie: hematurie
117
Kenmerken van het syndroom van Alport (patiënten) + hoe diagnose stellen?
Syndroom van Alport: genetisch defect in collageen type 4 Kenmerken subtype 5: X-gebonden, patiënten - Jongens - Doof - Jonge leeftijd problemen Diagnose ook stellen via HUID of BLOED
118
Kenmerken van nefrotisch syndroom
Nefrotisch syndroom = verlies van selectiviteit: - Proteinurie >3,5 g/dag - Oedeem - Hyperalbuminerie - Hyperlipidemie
119
DD bij nefrotisch syndroom
Nefrotisch syndroom: - Minimal change disease - Vocaal segment glomerulosclerose - Membraneus glomerulopathie
120
Behandeling nefrotisch syndroom
Vaak met: prednison (afweerremmen medicatie) | Proteinurie behandelen: ACE-remmers of Angiotensine receptor antagonisten
121
Kenmerken van nefritisch syndroom
Nefritisch syndroom: - Nierinsufficiëntie - Hematurie - Proteinurie < 3 g/dag - Oedeem - Hypertensie
122
DD bij nefritisch syndroom
Nefritisch syndroom: - Anti-GBM glomerulonefritis - ANCA geassocieerde glomerulonefritis - Poststreptococcen glomerulonefritis
123
Waar zijn de antistoffen tegen gericht bij: - Anti-GBM glomerulonefritis - ANCA geassocieerde glomerulonefritis - Poststreptococcen glomerulonefritis
- Anti-GBM glomerulonefritis: Collageen type 4A in basaal membraan van de nier - ANCA geassocieerde glomerulonefritis: ANCA antistoffen tegen witte bloedcellen - Poststreptococcen glomerulonefritis: antistoffen tegen strep eiwitten afkomstig van luchtweginfectie die neerslaan in de nier
124
Wat is de belangrijkste bijwerking van: - Amlodipine - Nifedipine
Groep: calciumantagonist Bijwerking: enkel oedeem
125
Belangrijkste bijwerkingen van: - Enalapril - Perindopril
Groep: ACE-remmers Bijwerkingen: - Droge hoest - Angio oedeem - Ontwikkelen nierinsufficiëntie
126
Belangrijkste bijwerkingen van: - Propanolol - Metoprolol - Atenolol - Sotalol
Groep: Beta-blokkers Bijwerkingen: - bradycardie - koude acra - vermoeidheid - impotentie - brochoconstrictie
127
Belangrijkste bijwerkingen van: | - Prednison
Groep: glucocorticoïd (ontstekingsremmend) Bijwerkingen: - Hypertensie - Spierzwakte - Overgewicht - Diabetes mellitus
128
Op basis van welke criteria kan de diagnose artritis temporalis worden gesteld?
Aanwezigheid miniaal 3 van de 5 criteria: 1. leeftijd > 50 jaar 2. nieuwe (gelokaliseerde hoofdpijn 3. pijn en/of verminderde pulsatie van a. temporalis bij palpatie 4. BSE > 50 5. biopt met (grote vaten) vasculitis
129
Wat is de behandeling van Artritis temporalis?
Hoge dosis glucocorticosteroiden gedurende 1-2 weken (schade oog voorkomen) Daarna: verlagen dosis die wordt gegeven tussen 1-meerdere jaren (om recidief te voorkomen)
130
Wat is het medicatie opbouw schema bij astma?
1e stap: kortwerkend beta-2 receptor agonist: salbutamol/terbutaline 2e stap: inhalatiecorticosterois bij geven: beclometason/budesonine 3e stap: dosis inhalatiecorticosteroid verhogen 4e stap: langwerkend beta-2 receptor agonist of M(3)-receptor antagonist of theofylline 5e stap: montelukast of omalizumab
131
Welke testen kunnen worden gedaan om de diagnose astma te ondersteunen?
1. spirometrie - obstructie als: FEV1/FCV <-1,64 SD (LLN) of <0,70 - vorm: concaaf 2. reversibiliteit meting: - reversibel als: verbetering na bronchodilatator in FEV1 > 12% na > 200 mL 3. Variabiliteit meten: - bepalen piekflow over de dag: Variatie binnen 1 dag krijgen: > 10% (kind >13%) --> aanwijzing astma 4. bronchiale hyperreactiviteit: - hyperreactiviteit als: FEV1 daalt met 20% - PC20 = provocatieconcentratie waarbij FEV1 20% gedaald -
132
Hoe kunnen de 3 verschillende vormen van neuropathieën leiden tot een diabetische voet?
1. sensibele neuropathie --> voelt trauma niet en voelt niet dat wondje ontstaat 2. motorische neuropathie --> zwakte van voetspieren waardoor standsafwijkingen en coördinatieproblemen wat leidt tot drukpunten, eeltvorming en kleine bloedingen 3. autonomie neuropathie --> droge huid met minder doorbloeding
133
Wat kunnen oorzaken zijn van microcytaire anemie?
Microcytaire anemie: MCV < 80 FL - ijzergebrek - chronische ziekte - thalassemie - andere hemaglobinopathieën
134
Wat kunnen oorzaken zijn van normocytaire anemie?
Normocytaire anemie: MCV 80-100 FL - hemolyse - chronische ziekte - bloeding - medicatie - hematologische maligniteit - nierfalen - leverziekte - hypothyreoïdie - hemoglobinepathieën - aplastisch syndroom
135
Wat kunnen oorzaken zijn van Macrocytaire anemie?
Macrocytaire anemie: MCV > 100 FL - vitamine B12 deficiëntie - vitamine B11 deficiëntie - alcohol abuse - medicatie - hypothereoidie - myelodysplastisch syndroom
136
Wat is stabiele angina pectoris?
stabiele angina pectoris = verminderde bloeddoorstroom door de coronair vaten door stabiele atherosclerotische plaque
137
Hoe kan je de diagnose stabiele anigina pectoris bevestigen?
Inspannings ECG: ST-depressie zien
138
Hoe gaat de behandeling van stabiele angina pectoris?
- leefstijladviezen - medicatie: * symptomatisch: beta-blokkers, calciumantiganosten, nitraten, trombocytenaggregatieremmers * preventief: statines, ACE-remmers - Operatief (als medicatie niet werkt: * PCI: percutane coronaire interventie * CABG: coronair arterieel bypass graft Indicaties: ernstig drievatslijden, hoofdstam laesie, hoge LAD laesie
139
Welke klachten kunnen voorkomen bij hyperthyreoïdie?
- gewichtsverlies - warmte intolerantie - tremor - hartkloppingen - angst - diarree - dyspnoe - atriumfibrilleren - struma - exopthalmopathie
140
Wat is de ziekte van Hirschprung?
Ziekte van Hirschprung = aangeboren afwijkingen waarbij deel van dikke darm geen zenuwcellen bevat en hierdoor slecht kan contraheren
141
Wat is de normale incidentie van de ziekte van Hirschprung en bij syndroom van Down?
Normaal = zeldzaam --> 1 : 5000 Down = vaak --> 2 : 100
142
Wat is de mononucleosis infectiosa?
Mononucleosis infectiosa = ziekte van Pfeiffer = infectie ziekte veroorzaakt door het Epstein-Barrvirus
143
Bij welke groepen komen volgende hematologische maligniteiten vaker voor?: - acute lymfatische leukemie (ALL) - acute myeloid leukemie (AML) - chronische lymfatische leukemie (CLL) - chronische myeloid leukemie (CML)
- acute lymfatische leukemie (ALL): kinderen en jongvolwassenen - acute myeloid leukemie (AML): mensen boven 60 jaar - chronische lymfatische leukemie (CLL): bij ouderen (mediane leeftijd 65+) - chronische myeloid leukemie (CML): toevalsbevinding want geen symptomen
144
Wat is het verschil tussen cellulitis en erysipelas?
Erysipelas: scherp begrenst erytheem Cellulitis: minder scherp begrenst erytheem
145
Welke klachten kunnen voorkomen bij erysipelas?
- hoge koorts - koude rillingen - malaise - scherp begrenst erytheem - oedeem - induratie - warme huid - soms blaren
146
Wat voor type overgevoeligheids reactie is contacteczeem?
Type IV-reactie = vertraagde T-cel gemedieerde reactie Allergeen opgenomen door APC --> aangeboden aan T-cel --> activatie en cytokines uitscheiden --> allergisch beeld
147
Welke test kan worden gedaan om contacteczeem aan te tonen + wanneer is deze test positief?
Patch test (plakproef) voor specifiek allergeen Positief als: induratie, erytheem en/of blaarvorming
148
Uit welke klachten/symptomen bestaat het atopisch syndroom?
- eczeem - voedselallergie - astma - rhinoconjunctivitis
149
Wat is asteatotisch eczeem?
Asteatotisch eczeem = eczeem veroorzaakt door een droge huid (xerodermie)
150
Wat is de behandeling van asteototisch eczeem?
hydrateren van de huid --> vaseline cremes en vermijden van zeep Ernstige ontsteking: corticosteroïden zalf
151
Wat is spondylartritis?
Spondylartritis = verzamelnaam voor aandoeningen die mono- of oliego-artritis geven en die geassocieerd zijn met HLA B27 gen zoals: - zieke van Crohn - Colitis ulcerosa - psoriasis - reactieve artritis - M. bechterew
152
Wat is reactieve artritis?
Reactieve artritis = artritis veroorzaakt door een bacteriele infectie elders in het lichaam ! bacterie dus niet aantoonbaar in gewrichtsvloeistof !
153
Wat is het syndroom van Reiter?
Syndroom van Reiter = trias van: 1. conjunctivitis 2. uretritis 3. artritis
154
Wat zijn kenmerken van reactieve artritis?
- artritis in onderste extremiteiten - enteritis - dactylitis (DIP betrokkenheid) - conjunctivitis/uveitis - uretritis - prostatis - cystitis - pericarditis - keratoderma blennorhagica
155
Welke symptomen kunnen voorkomen bij post-septale cellulitis orbitae?
Post-septale cellulitis orbitae: - roodheid conjunctiva - proptosis van oog - visusdaling - relatief afferente pupildefect (RAPD) - bewegingsbeperking - risico uitbreiden sinus cavernosus
156
Welke symptomen kunnen voorkomen bij een pre-septale cellulitis orbitae?
Pre-septale cellulitis orbitae: - roodheid conjuctiva - zwelling - warmte - mogelijk ongevoeligheid ooglid
157
Wat kunnen symptomen + oorzaken zijn van anterieure uveitis?
Oorzaken: - HLA B27 geassocieerd - sacoidose - juveniele idiomatische artritis - tubulointestiele nephritis en uveitis - hetrochromie van Fuchs - Herpes: VZV/HSV - CMV Symptomen: - pijn - fotofobie - verminderde visus
158
Wat kunnen symptomen + oorzaken zijn van intermediaire uveitis?
Oorzaken: - sacoidose - MS - ziekte van Lyme - Rubella Symptomen: - inflammatie van glasvocht, pas plana en perifere retina
159
Wat kunnen symptomen + oorzaken zijn van posterior uveitis?
Oorzaken: - toxoplasmose - sacoidose - birdshot retinopathy - syfilis - CMV - HSV - VSV Symptomen: - pijnloos - fotofobie - verminderde visus door floaters - retinitis - macula oedeem
160
Wat kunnen medicamenteuze oorzaken zijn van een niet-allergische rhinitis?
- lokale congestiva - acetylsalicylzuur - NSAIDs - ACE-remmers - Beta-blokkers
161
Komt een virale of bacteriele verwekker vaker voor bij: - faryngitis - tonsillitis
- faryngitis: virale ontsteking - tonsillitis: bacteriele ontsteking
162
Welke klachten kunnen voorkomen bij laryngitis subglotica?
- heesheid - hoest: zeehondenblafhoest - progressieve inspiratoire stridor: in de avond - subfebriele verhoging - na verkoudheid
163
Wat kunnen tekenen zijn van een ernstig beloop bij laryngitis subglotica?
- sufheid - angst - sterke intrekkingen - zacht tot opgeheven ademgeruis - bleekheid - cyanose
164
Welk virus zorgt voor een laryngitis subglotica?
Para-influenza virus
165
Welk virus zorgt voor een epiglottitis?
Hemophilus influenza type B
166
Welke klachten kunnen voorkomen bij een epiglottitis?
- hoge koorts - ernstig ziek kind - snel progressieve inspiratoire stridor - slikpijn - kwijlen - voorafgaand niet ziek - GEEN heesheid - GEEN hoest
167
Wat is fibromyalgie?
Fibromyalgie = complexe aandoening gekenmerkt door wijdverspreide chronische pijn, vermoeidheid en tendomyogene pijn --> chronisch pijn syndroom (stoornis is verwerking pijnprikkel in hersenen en zenuwstelsel)
168
Vanaf welke diameter wordt een abdominale aorta aneurysma (AAA) behandeld?
vanaf 4,5 cm sprake van AAA vanaf 5,5 cm behandeld --> EVAR/open chirurgie
169
Wat voor medicijn is Glibenclamide?
Glibenclamide = sulfonylureumderivaat --> stimuleert pancreas tot insulinesecretie (onafhankelijk van bloedsuikerspiegel) en tot betere opname van glucose in de spieren GEVEN BIJ DIABETES TYPE 2
170
Wat is het risico van Glibenclamide + welke waardes van insuline + C-peptide passen daarbij?
Hypoglycemie geïnduceerd door medicatie waarbij: - insuline: hoog - C-peptide: hoog
171
Welke symptomen passen bij een hypoglycaemie?
Hypoglycemie: - palpitaties (hartkloppingen) - wazig zien - sterk transpiren - hongergevoel - trillen - verwardheid - bewustzijnsverlies - duizeligheid - hoofdpijn - tinteling rond de mond - niet kunnen concentreren -
172
Wanneer spreken we van een hypoglycaemie?
bloedsuiker < 3 mmol/L
173
Wat is de behandeling van een hypoglycaemie?
Bewust persoon: 10-25 g glucose per os Bewusteloos persoon: - 50 ml van 50% glucose-oplossing IV - 1 mg glucagon subcutaan/IM: als hypo < 45 min + geen leverinsufficientie
174
Wat zijn tekenen van diabetische ketoacidose?
- dorst - polyurie - gewichtsverlies - abdominale pijn - teken van zwakte - tachycardie - hypotensie - dehydratie - warmte - droge huid - hyperventilatie - hypothermie - verminderd bewustzijn
175
Op basis van wat wordt de diagnose diabetische ketoacidose gesteld?
combinatie klinische beeld met: - hyperglycemie - ketonanemie/ketonurie - acidose < 7,3 met verlaagd bicarbonaat
176
Bij welk type diabetes kan diabetische ketoacidose voorkomen?
Alleen bij DM type 1: absoluut insulinetekort zijn
177
Waar staat AMPLE voor?
AMPLE --> gebruikt in trauma situatie voor korte en nuttige anamnese: A: allergieën M: medicatie P: past = relevante voorgeschiedenis/ziektes L: laatste maaltijd E: event = wat is er gebeurt
178
Waar staat de SBAR voor?
SBAR --> communicatie tussen professionele hulpverleners in (acute) trauma situatie S: situation - over jezelf, locatie patient, probleem B: background - voorgeschiedenis, medicatiegebruik, info uit AMPLE A: assessment - vitale functies uit ABCDE R: recommendation - wat verwacht je van degene aan wie je het overdraagt
179
Welke hartritmestoornissen is geassocieerd met een voorwandinfarct?
- Ventriculaire tachycardie - atrium fibrilleren
180
Wat is het werkingsmechanisme van medicijn: pirfenidon?
Pirfenidon --> remt productie van verschillende ontstekingsfactoren en de activiteit van fibroblasten (fibrose-remmers)
181
Wat zijn mogelijke bijwerkingen van pirfenidon?
- huidreacties - vermoeidheid - levertoxiciteit - maag-darm klachten - ademhalingsproblemen
182
Wat is het werkingsmechanisme van nintedanib?
Nintenanib --> remt signaalroutes betrokken bij vorming littekenweefsel; remt groeifactoren die de activiteit van fibroblasten stimuleert (fibrose-remmer--> tyrosinekinaseremmer)
183
Wat zijn mogelijke bijwerkingen van nintedanib?
- hypertensie - bloedingen - levertoxiciteit - maag-darm klachten - vermoeidheid - huidreacties
184
Welk typisch ademhalingspatroon komt voor bij IPF (idiopathische pulmonale fibrose)
IPF = restrictieve longziekte Ademhalingspatroon: kleine teugvolume + hoge ademhalingsfrequentie
185
Welke klachten kunnen voorkomen bij IPF (idiopathische pulmonale fibrose)?
- progressieve kortademigheid - hoesten - saturatiedaling - hypoexemie bij inspanning - gewichtsverlies - vermoeidheid - gewrichtsklachten LO: - basale crepitaties - clubbing nagels/vingers
186
Wat zijn kenmerken van het nefrotisch syndroom?
Nefrotisch syndroom: - proteïnurie >3,5 g/dag - hypoalbuminerie - hypercholesterolemie - oedeem --> probleem in glomerulaire filtratie
187
Wat zijn kenmerken van het nefritisch syndroom?
Nefritisch syndroom: - proteïnurie < 3,5 g/dag - hematurie - oligourie en nierinsufficientie - oedeem - hypertensie
188
Wat is het teken van Murphy?
Teken van Murphy = bij LO drukpijn onder de rechter ribbenboog
189
Wat zijn kenmerken van een basaalcelcarcinoom (BCC)?
- glazig - wasachtig - doorschijnende papel, plaques of nodus - parelmoerachtige glans - centrale ulceraties - verheven, bleke rand - teleangiëctasieën - bloed snel - kleine kans op metastasering (0,03%)
190
Wat zijn kenmerken van een plaveiselcelcarcinoom (PCC)?
- huidskleurig tot erythemateus - pijnlijke plaque of modus - schilfering - centrale ulceraties - bloed snel - 80% in hoofdhalsgebied -
191
Wat zijn kenmerken van een plaveiselcelcarcinoom (PCC)?
- huidskleurig tot erythemateus - pijnlijke plaque of modus - schilfering - centrale ulceraties - bloed snel - 80% in hoofdhalsgebied -
192
Welke klachten kunnen voorkomen bij een chlamydia trachomatis infectie?
Chlamydia trachomatis = SOA man: - afscheiding uit penis helder en waterig - pijn of branderig gevoel bij het plassen - pijn in balzak Vrouw: - pijn of branderig gevoel bijplassen - meer of andere afscheiding uit vagina dan normaal - tussentijdse bloedingen - pijn of bloedverlies tijdens of na het vrijen - pijn in onderbuik - pijn rechtsboven in buik
193
Wat is de behandeling van Chlamydia trochomatis?
1e keuze: azitromycine 1g eenmalig doxycycline 2dd 100mg gedurende 7 dagen ontsmettende oogdruppels
194
Hoe groot is de kans dat een conjunctivitis samen gaat met een genitale chlamydia infectie?
50% gevallen conjunctivitis met chalmydia trochomatis als verwekker ook genitale chlamydia gevonden
195
Welke klachten kunnen voorkomen bij een Neisseria Gonorrhoeae infectie?
- uretritis - koorts - polyartritis - septische artritis - gele pus uit urethra - conjunctivitis: karakteristiek --> besmetting oog aan zijde van dominante hand
196
Wat is de behandeling van neisseria Gonorrhoeae?
- cefriaxon - ciprofloxacine (let op: veel resistentie tegen) - azitromycine - cefotaxim
197
Hoe behandel je een uveitis veroorzaakt door herpes simplex virus (HSV)
valaciclovir: 2dd 500mg gedurende 5 dagen
198
Welke klachten kunnen voorkomen bij een infectie met Gardia Lamblia?
- chronische diarree: slijmerig, vettig, dun - winderigheid - boeren - abnormale krampen - malaborptie - gewichtsverlies - anemie - malaise - groeiachterstand LET OP: GEEN BLOED BIJ DIARREE
199
Welke klachten kunnen voorkomen bij een infectie met Entamoebe histolytica?
- bloederig diarree - koorts
200
Welke klachten kunnen voorkomen bij een hepatitis E infectie?
- vermoeidheid - lichte koorts - buikpijn en misselijkheid (soms) - icterus - donkere urine - ontkleurde ontlasting
201
Welk medicijn zou gegeven kunnen worden bij een Hepatitis E infectie om de infectie sneller weg te laten gaan als deze langdurig duurt?
Ribavirine
202
Wat is de transmissieroute van hepatitis E?
Nederland: besmet varkensvlees, ontlasting varkens en dieren in het wild (herten en wilde zwijnen) Ontwikkelingslanden: vervuild drinkwater
203
Aan welke voorwaarde moet voldoen worden om preventief dagerschap van MRSA te testen?
1. kort voor opname in het buitenland in een ziekenhuis geweest 2. contact gehad met bedrijfsmatige gehouden levende varkens/vleeskalveren/vleeskippen 3. woont op een bedrijf met levende varkens/vleeskalveren/vleeskippen die daar worden gehouden
204
Wat is de 1e keuze antibiotica bij een MRSA infectie?
Vancomycine IV = glycopeptide antibiotica