zinnen 3 Flashcards

1
Q

Ik zit op de havo

A

Ich gehe in die Realschule

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Ik zit in de derde klas

A

Ich gehe in die neunte Klasse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Ik ga graag naar school

A

Ich gehe gern in die Schule

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Ik heb ook meestal goede cijfers

A

Ich habe auch meistens gute Noten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De school vind ik heel/ niet leuk

A

Die Schule macht mir groBen/keinen SpaB

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Ik wil goede cijfer halen/ Mijn cijfers maken mij niet uit

A

Ich will gute Noten schreiben/ Meine Noten sind mir egal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

De docent Duits heeft veel humor

A

Der Deutschlehrer hat viel Humor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De lerares biologie/De leraar aardrijkskunde vind ik aardig/grappig/
(on)sympathiek/streng

A

Die Biologielehrerin/Den Erdkundelehrer finde ich nett/witzig/(un)sympathisch/
streng

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

De leraar wiskunde geeft teveel huiswerk op

A

Der Mathelehrer gibt zu viele Hausaufgaben auf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Nederlands vind ik interessant/moeilijk/stom/
inspannend

A

Niederländisch finde ich interessant/schwierig/blöd/
anstrengend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Geschiedenis is gemakkelijker dan scheikunde

A

Geschichte ist einfacher als Chemie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Engels vind ik moeilijker dan Frans

A

Englisch finde ich schwieriger als Französisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Op maandag ben ik om half twee vrij

A

Am Montag habe ik um halb zwei frei

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

De middagpauze duurt een uur

A

Die Mittagspause dauert eine Stunde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Vanmiddag moet ik een spreekbeurt voorbereiden

A

Am Nachmittag muss ich ein Referat vorbereiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Bij ons begint het eerste lesuur om acht uur

A

Bei uns fängt die erste Stunde um acht Uhr an

17
Q

We hebben twee uur les en dan een kleine pauze van tien minuten

A

Wir haben zwei Stunden Unterricht und dann eine kleine Pause von zehn Minuten