Zinnen Flashcards
(27 cards)
Een vallei is een vlakte tussen twee bergen.
Un valle es una llanura entre dos montañas.
Ik ben dol op de stad waarin ik woon.
Me encanta la ciudad en la que vivo.
Ga rechtdoor.
Sigue todo recto.
Ga de volgende straat rechts.
Gira la siguiente a la derecha.
Steek de straat over.
Cruce la calle.
Beren leven normaal gesproken in grotten.
Los osos suelen vivir en cuevas.
Hoeveel kosten de peren?
¿A cuánto están las peras?
Rode besjes zijn kleiner dan aardbeien.
Las grosellas son más pequeñas que las fresas.
Waarom maken we geen bramentaart?
¿Por qué no hacemos una tarta de mora?
Waarom maak je de kokosnoot niet open?
¿Por qué no partes el coco?
Wil je avocado toevoegen?
¿Quieres añadir aguacate?
Ik geef de voorkeur aan rijpe bananen.
Prefiero plátanos maduros.
Deze appels zijn bedorven.
Estas manzanas están podridas.
Blaas het luchtbed op voor dat je het gebruikt.
Hincha la colchoneta antes de usarla.
Help je broer met het maken van zandkastelen.
Ayuda a tu hermano a hacer castillos de arena.
Smeer je altijd in met zonnebrandcreme.
Recuerda ponerte siempre protector solar.
Speel niet met bal en racket op een plek met veel mensen.
No juegues a las palas en un lugar lleno de gente.
Gooi niet stiekem de opblaasbal richting een groepje meisjes.
No tires disimuladamente la pelota hinchable cerca de un grupo de chicas.
Neem wat sap met je vrienden bij de strandtent.
Tómate un zumo con tus amigos en el chiringuito.
Ik ben verkouden.
Estoy resfriado.
Als je moet hoesten, moet je niet roken.
Si tienes tos, no debes fumar.
Als je een verstopte neus hebt, kan je niet goed ademen.
Cuando tienes congestión nasal, no puedes respirar bien.
As je een loopneus hebt, vergeet dan niet zakdoekjes mee te nemen.
Cuando tienes catarro, no olvides llevar los pañuelos.
Als je misselijk bent, neem dan een kopje thee.
Si tienes náuseas, tómate una infusión.