zorgend handele Flashcards

(39 cards)

1
Q

tachypnae

A

snel en opvervlakkig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

bradypnae

A

vertraagd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

apnae

A

ademhalingsstilstand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

bij inspanning

A

sneller en dieper

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

in rust

A

trager en dieper

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

angst en emoties

A

sneller en opvervlakkig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

hyperphnae

A

sneller en dieper

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

dyspnae

A

kortademigheid moeilijke ah benauwd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

othopnae

A

zeer erge ademnood

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

hyperventilatie

A

te lang en teveel uitademen, gerelateerd met spanning-> te lage CO2 geen prikkeling meer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

kuzmaule ademhanling

A

diepe zware ademhaling bij hypoglycemische coma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

stertoreuze ademhaling

A

snurkende rochelende ah: snel heen en weer bewegen van zacht gehemelte en huig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

cheyne- stokes ademhaling

A

diepe, frequentie toenemend, gelijdelijk oppervlakiger en dn bij ah pauze -> terminale patiënte bij morfine gebruik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

oligurie

A

weinig & geconcentreerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

anurie

A

geen urine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

polyurie

17
Q

enuresis nocturna

A

nachtelijk bedwater

18
Q

urineretentie

A

achterblijven van urine in de blaas

19
Q

incontinentie

A

niet kunne ophouden, controlere

20
Q

dysurie

A

pijnlijke of moeilijke urinelozing, pijnlijke aandrang

21
Q

gesprijde urinestraal

A

bij hypospadia

22
Q

geen krachtige straal & nadruppeling

A

door prostaatvergroting veel bij oudere manne

23
Q

defeacatie

A

stoelgang make

24
Q

diarree

A

geen indikking verhoogde drang

25
abstipatie of constipatie
geen of moeilijke stoelgang
26
zwart glanzend
verteert bloed
27
zwart mat
door voeding of medicatie
28
rood
door voeding of bloed
29
stopverfkleur
bij leveraandoening
30
wit
bij onderzoek met bariumpap
31
geel
bij rota of veel melk
32
groen
salmonella of voeding
33
diarree
dunne, waterige ontlasting
34
opstipatie of constipatie
harde, droge stoelgang
35
verharde stoelgang
kleine brokken, kogeltjes
36
lintvormig
bij ca of obstructie
37
onverteerde voedingsresten
bij diarree en onvoldoende kauwen bij jonge kinderen
38
slijm
bij overmatige afscheiding door ontstoke slijmvlies
39
pus of etter
bij ernstige infecties van darl of doorbraak abces