Zwangerschap en voortplanting Flashcards

1
Q

Uit hoeveel weken bestaat een menstruele cyclus?

A

4 weken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

In hoeveel fasen is een menstruele cyclus ingedeeld?

A

3 fasen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe worden de 3 fasen genoemd?

A

Menstruele fase, opbouwfase en de afscheidingsfase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wanneer treedt de menstruele fase op?

A

Wanneer er geen bevruchting is geweest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoelang duurt de menstruele fase?

A

Ongeveer 5 dagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waardoor laat het baarmoederslijmvlies los in de menstruele fase?

A

Doordat er geen oestrogeen en progesteron wordt geproduceerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wanneer begint de opbouwfase?

A

Na de menstruatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoelang duurt de opbouwfase?

A

Ongeveer 10 dagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat bouwt zich weer op in de opbouwfase?

A

Het baarmoederslijmvlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waardoor bouwt het baarmoederslijmvlies zich weer op in de opbouwfase?

A

Doordat de hoeveelheid oestrogeen toeneemt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waarvoor is de slijmvlieslaag van het baarmoederslijmvlies nodig?

A

Voor de bevruchte eicel, zodat deze zich kan nestelen na de bevruchting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wanneer begint de afscheidingsfase?

A

Nadat het baarmoederslijmvlies is gevormd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Tot wanneer duurt de afscheidingsfase?

A

Tot de menstruatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Onder invloed van welk hormoon wordt er tijdens de afscheidingsfase een optimaal klimaat in de baarmoeder gevormd voor de innesteling van de bevruchte eicel?

A

Progesteron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat gebeurt er als er geen bevruchting optreedt tijdens de afscheidingsfase?

A

Dan neemt de vorming van progesteron en oestrogeen af

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Uit hoeveel weken bestaat een ovariële cyclus?

A

4 weken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waardoor wordt een ovariële cyclus beinvloed?

A

Hormonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welk hormoon zorgt ervoor dat de eicel rijpt in de eierstokken?

A

Het follikelstimulerende hormoon (FSH)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welk hormoon zorgt ervoor dat er maar een eicel rijpt per vier weken en dat het hormoon LH vrijkomt wanneer het follikel rijp is?

A

Oestrogeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat gebeurt er bij de ovulatie?

A

Het follikel barst open onder invloed van het hormoon LH en komt in de eileider. Het hormoon progesteron zorgt er dan voor dat het hormoon LH geremd wordt. Er kan nu bevruchting en later innesteling optreden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Waar speelt het hormoon progesteron in de eicel een rol bij?

A

Bij het instanthouden van de zwangerschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Waarin veranderd de eicel wanneer deze niet bevrucht wordt?

A

Geel lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Na ongeveer hoeveel dagen is de eicel vergaan als deze niet is bevrucht?

A

Ongeveer 2 dagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat neemt af als de eicel niet bevrucht is?

A

De hoeveelheid progesteron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat gebeurt er met de hoeveelheid progesteron als de eicel wel bevrucht is?

A

Dan blijft de hoeveelheid progesteron in stand zodat de eicel zich kan nestelen in de baarmoeder.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Hebben mannen het hormoon FSH ook?

A

Ja.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat doet het hormoon FSH bij mannen?

A

Het stimuleert de vorming van spermacellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat vormen mannen continue?

A

Spermacellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Welk hormoon stimuleert de vorming van spermacellen en de werking van de zaadblaasjes?

A

Testosteron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Waar wordt testosteron gemaakt?

A

In de interstitiële cellen in de testes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Welk hormoon zorgt ervoor dat de interstitiële cellen in de testes hun werk doen?

A

Het hormoon ICHS.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Waar moet een zaadcel langs voordat hij een aanwezige eicel in de eileider kan bevruchten?

A

Via de vagina langs de baarmoedermond, baarmoederhals en baarmoeder naar de eileider.

33
Q

Wanneer is er sprake van bervruchting?

A

Als een spermacel de eicel binnendringt met het kopgedeelte door een laag van follikelcellen en een doorzichtige laag.

34
Q

Wat gebeurt er met de buitenste laag van een eicel op het moment dat een zaadcel binnendringt?

A

De buitenste laag veranderd in een ondoordringbare laag zodat er geen andere spermacellen doordringen.

35
Q

Hoeveel chromosomen zijn er wanneer het genetisch materiaal van een zaadcel samensmelt met dat van een eicel?

A

Er zijn dan weer 46 chromosomen.

36
Q

Wanneer liggen de erfelijke eigenschappen vast?

A

Op het moment van samensmelting van de zaadcel en de eicel.

37
Q

Hoe wordt een eeneiige embryo ook genoemd?

A

Zygote

38
Q

Hoe noem je de delingen van de cellen waardoor het kindje groeit?

A

Klievingsdelingen

39
Q

Wat gaan de cellen in het blaasje met vocht uiteindelijk vormen?

A

De placenta en het embryo.

40
Q

Wat zorgt voor voedingsstoffen en zuurstofrijk bloed voor het kindje?

A

De placenta

41
Q

Wat doen de drie kiembladen?

A

Deze helpen bij de ontwikkeling van bepaalde orgaanstelsels

42
Q

Hoe wordt een baby beschermd tegen schokken en druk van buitenaf?

A

Door middel van een vruchtvlies

43
Q

Wanneer eindigt de embryonale fase?

A

Rond week 9

44
Q

Waar is vooral sprake van in de foetale fase?

A

Groei en rijping

45
Q

Wat is uniek aan de foetale fase?

A

In deze fase groeit de foetus heel snel en de belangrijke orgaanstelsels beginnen te werken. De foetus gaat later ook bewegen, wat tot de geboortepositie leidt.

46
Q

Na ongeveer hoeveel weke is de baby volgroeit en kan het geboren worden?

A

Na ongeveer 38 weken.

47
Q

Waar moet je als je zwanger bent rekening mee houden met betrekking tot je eigen gezondheid?

A

Opletten met alcohol, drugs, caffeine, medicijnen en infecties om de baby te beschermen en complicaties te voorkomen.

48
Q

De bevalling verloopt in 3 fases, welke zijn dit?

A

Ontsluiting, uitdrijving en nageboorte.

49
Q

Wat gebeurt er met de hormonen in de fase van bevalling?

A

De hoeveelheid progesteron neemt af, de hoeveelheid oestrogeen is heel hoog en het hormoon oxytocine verhoogt.

50
Q

Waar zorgt het hormoon oxytocine voor in de fase van bevalling?

A

Het zorgt dat de contracties van de baarmoeder optreden en het kindje naar buiten wordt gedreven.

51
Q

Wat gebeurt er in de fase van ontsluiting?

A

In deze fase wordt het geboortekanaal gevormd door verwijding van de baarmoederhals, de bekkenbodem en de vagina.

52
Q

Wat breekt tegen het einde van de ontsluiting?

A

De vliezen

53
Q

Waardoor wordt de ontsluiting veroorzaakt?

A

Door weeën.

54
Q

Waarmee komt het kindje uit de buik van de moeder in contact tijdens de geboorte?

A

De buitenwereld

55
Q

Hoe komt het kindje naar buiten?

A

Het hoofdje komt eerst, dan volgt de rest van het lichaam

56
Q

Waardoor komt een sterke ademprikkel tot stand na de geboorte?

A

Doordat de druk op de borst minder is.

57
Q

In combinatie waarmee is de ademprikkel het begin van de circulatie?

A

In combinatie met het afknippen van de navelstreng

58
Q

Hoe komt de circulatie tot stand?

A

De spanning van koolstofdioxide stijgt waardoor het ademhalingscentrum geprikkeld wordt.
De perifere weerstand daalt waardoor de bloeddruk rechts ook daalt de druk links stijgt
daardoor. De circulatie komt tot stand.

59
Q

Wat houdt de Apgar-score in?

A

Dit is een score van 5 punten waarbij gelet wordt op ademhaling, spierspanning, hartslag, reflex en huidskleur.

60
Q

Hoeveel minuten na de geboorte wordt de Apgar-score afgenomen?

A

1 minuut, 5 minuten en 10 minuten na de geboorte.

61
Q

Waarom wordt de Apgar-score afgenomen?

A

Om te kijken of de baby in goede conditie is.

62
Q

Wat houdt de nageboorte in?

A

In deze fase wordt de placenta uitgedreven

63
Q

Welke weken omvat de neonatale fase?

A

De eerste vier levensweken

64
Q

Waar wordt de neonatale fase door gekenmerkt?

A

De aanpassing van in de baarmoeder naar buiten de baarmoeder (intra-uterien) naar extra-uterien

65
Q

Hoe wordt de overgang van intra-uterien naar extra-uterien ook wel genoemd?

A

De overgang van fysiologische naar psychosociale moederschoot

66
Q

Wat gebeurt er na het doorknippen van de navelstreng en ontplooien van de longen?

A

De ademhaling en bloedsomloop van het kind komt tot stand.

67
Q

Wat gebeurt er binnen een uur na de geboorte?

A

Sluiting van ductus arteriosus (verbinding longslagader en aorta) en ductus venosus (tussen vena umbilicalis en v. cava inferior)

68
Q

Waar zijn de 3 genoemde shunts tijdens de zwangerschap voor nodig?

A

Om het bloed via de placenta zo effectief mogelijk naar de aorta ascendens te vervoeren

69
Q

Wat is het verschil met betrekken tot de temperatuurregulatie voor en na de bevalling bij een baby?

A

Voor de geboorte is de regulatie door de moeder, na de geboorte moet hij het zelf doen (bruin vet)

70
Q

Wat is bruin vet?

A

Dat zet de energie in je lichaam om in warmte. Die energie krijg je binnen door te eten - in de vorm van calorieën dus. Bruin vet is betrokken bij de verbranding daarvan, waardoor warmte ontstaat en je lichaamstemperatuur op peil wordt gehouden.

71
Q

Wat is meconium?

A

De eerste ontlasting die een pasgeboren baby uitwerpt wordt meconium, kinderpek of darmpek genoemd. Deze is meestal zwart en kleverig.

72
Q

Welk risico loop je als net geboren kind doordat je naakt en nat bent?

A

Risico op snelle afkoeling

73
Q

Werkt MDL (Maag, Darm en Lever) al gelijk optimaal?

A

Nee.

74
Q

Wordt albumine al goed aangemaakt door de pasgeboren baby?

A

Nee.

75
Q

Wat zou kunnen zorgen voor geelzucht bij pasgeboren baby’s?

A

Het feit dat ze bilirubine nog niet goed kunnen conjungeren.

76
Q

Hoe is de urine bij een pasgeboren baby?

A

Vaak vrij geconcentreerd

77
Q

Na hoeveel uur komt de eerste urine bij een pasgeboren baby?

A

<24-48 hr.

78
Q

Na hoeveel uur heeft een pasgeboren baby de eerste ontlasting?

A

Binnen 24 uur

79
Q

Hoe zit het met de weerstand van een pasgeboren baby?

A

Een pasgeboren baby heeft alleen nog de immunoglobines van de moeder. Memory cellen moeten nog worden aangemaakt.