覚える! Flashcards
Words I need to learn asap (23 cards)
adj
separate
afzonderlijk
id/ v
to agree with
akkoord gaan met
Ik ga akkoord met jouw idee.
adj
general
id/ adv in general (generally), in most cases
algemeen
over het algemeen
adj
except
behalve
id/ n
違う人
違うこと (2)
iemand anders
iets anders, wat anders
adj/ adv
anxious
anxiously
angstig
Tegenwoordig ben ik een beetje angstig.
id/ v
to look forward (3)
hebben er zin in + (om O te) V
ernaar uitzien + om O te V
ernaar uitkijken + om O te V
id/ v
~が好き(~したい)
~の方が好き(~の方がしたい)
~が一番好き(~を一番したい)
S + V + graag + O
S + V + liever + O
S + V + het liefst + O
Ik kook graag een gebakje.
Ik neem liever koffie.
Hij rijdt het liefst in die rode auto.
id
There are/ is (3)
Er zijn/ is
Daar staan/ staat
Daar liggen/ ligt
*zijn is was waren ‘zijn’ geweest
staan sta staat stond stonden gestaan
liggen lig ligt lag lagen gelegen
adv
upstairs
downstairs
boven
beneden
adj
top
bottom (the lowest)
bovenste
onderste
adv
above
below
upstairs
downstairs
boven
onderstaande
(*onder = under)
boven
beneden
id in case (of)
in het geval
*動文末
Ik geef je mijn telefoonnummer voor het geval je met me wilt praten.
adv
about,
approximately
ongeveer
cj
when/ then (2) - past tense and future tense
toen
dan
adv
however,
though
echter
adv
maybe,
perhaps,
possibly
probably
mogelijk
waarschijnlijk
adv/ id
most of the time
meestal
adv/ id
at least
minstens
adv/ id
on top of that
bovendien
cj
when S + V, …
… when S + V.
als
-> Als mensen moe zijn, kunnen ze eerder een ongeluk krijgen krijgen.
adv/ id
more and more/ increasingly (2)
steeds meer,
steeds vaker
id only (e.g. only 3 hours to sleep) still (e.g. still have time for my hobby)
nog maar
-> Hij ziet zijn kind nog maar 2 uur per week.
nog wel
-> Ik heb nog wel tijd voor spelen piano.