0 Benvenuti in Italia Flashcards
(120 cards)
1
Q
Welkom in Italië
A
Benvenuti in Italia
2
Q
welkom
A
Benvenuto/-a
3
Q
Italië
A
l’Italia
4
Q
bekijken
A
guardare
5
Q
de foto
A
la foto
6
Q
zijn
A
essere *
7
Q
luisteren
A
ascoltare
8
Q
lezen
A
leggere *
9
Q
luister nog een keer
A
riascoltate
10
Q
en
A
e
11
Q
kruis aan
A
mettete una crocetta
12
Q
een (vrouwelijk onb. lidw)
A
una
13
Q
het kruisje
A
la crocetta
14
Q
de cultuur
A
la cultura
15
Q
het monument
A
il monumento
16
Q
de areba
A
l’arena
17
Q
het plein
A
la piazza
18
Q
het theater
A
il teatro
19
Q
het aperitief
A
l’aperitivo
20
Q
de bar / het café
A
il bar
21
Q
de pasta
A
la pasta
22
Q
het gebakje
A
la pasta
23
Q
de kleur
A
il colore
24
Q
blauw
A
blu (inv)
25
de basilicum
il basilico
26
de olijfolie
l'olio d'oliva
27
de warmte
il caldo
28
de zon
il sole
29
de levensvreugde
il piacere di vivere
30
het plezier
il piacere
31
leven
vivere *
32
zetten
mettere *
33
plaatsen
mettere *
34
het panorama
il panorama
35
het hooggebergte
l'alta montagna
36
hoog (m)
alto
37
hoog (v)
alta
38
de berg / gebergte
la montagna
39
de natuur
la natura
40
de zee
il mare
41
azzuro/-a
(azuur)blauw
42
het getal
il numero
43
herhalen
ripetere
44
het woord
la parola
45
de mooiste woorden
le parole piú belle
46
mooi (m)
bello
47
mooi (v)
bella
48
maken
fare
49
doen
fare
50
de ranglijst
la classifica
51
maak een ranglijst
fate una classifica
52
(op)schrijven
scrivere *
53
de medecursist (m)
il compagno
54
de medecursiste (v)
la compagna
55
lees ze voor aan ue medecursist
leggeteli al compagno
56
Let op de getallen!
Occhio ai numeri!
57
l'occhio
het oog
58
de test
il test
59
het voorstellen
la presentazione
60
wie
chi
61
geven
dare *
62
hallo
ciao
63
ik ben
(io) sono
64
aangenaam
piacere
65
goedemorgen
buongiorno
66
u bent
(Lei) é
67
de heer
il signor(e)
68
aangenaam
molto lieto/-a
69
zeer
molto
70
veel
molto
71
nu
ora
72
de beweging
il movimento
73
En nu in beweging!
E ora in movimento!
74
kennismaken
fare *
75
goedenavond
buonasera
76
bereiden
preparare
77
een (mannelijk onb. lidw)
un
78
het kaartje
il cartellino
79
mevrouw
la signora
80
ja
sí
81
nee
no
82
de naam
il nome
83
zij
lei
84
hij
lui
85
invullen
completare
86
(uzelf) voorstellen
presentarsi
87
de groet
il saluto
88
niet
non
89
alleen
solo
90
zoeken
cercare
91
hallo
salve
92
tot ziens
arriverderci
93
tot ziens (beleefd)
arriverderLa
94
goedenavond
buonanotte
95
welterusten
buonanotte
96
de zin
la frase
97
nuttig
utile
98
wat
che (cosa)
99
als
se
100
Hoe zeg je ..
Come si dice?
101
zeggen
dire *
102
Wat zegt u (mv) als .. ?
Che cosa dite se … ?
103
hoe
come
104
in het Italiaans
in italiano
105
Ik heb het niet begrepen.
Non ho capito.
106
hebben
avere *
107
begrijpen
capire
108
spijt hebben
dispiacere *
109
het niet weten
sapere *
110
kunnen
potere *
111
alstublieft
per favore
112
betekenen
significare
113
Hoe wordt het uitgesproken?
Come si pronuncia?
114
uitspreken
pronunciare
115
de vraag
la domanda
116
Kun je ... ?
Puoi … ?
117
Kunt u ... ?
Puó … ?
118
het spijt me
mi dispiace
119
bekijk
guardate
120
(be)luister
ascoltate
