1. Herhaling VWO Flashcards
(19 cards)
Onderwerp
In een of enkele woorden, waar de tekst over gaat.
Hoofdgedachte
Een volledige zin, die eigenlijk een samenvatting van de tekst is.
Tekstdoelen
informeren, activeren, overtuigen, instrueren, amuseren.
chronologisch verband
Geeft gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde aan.
Concluderend verband
Trekt de auteur een conclusie uit eerdere informatie in de tekst.
Opsommend verband
Worden bepaalde zaken achter elkaar beschreven.
Samenvattend verband
Geeft de auteur een verkorte weergaven van eerdere informatie in de tekst.
Tegenstellend verband
Laat tegenovergestelde zaken zien.
Toelichtend verband
Wordt extra informatie bij een onderwerp gegeven, vaak in de vorm van een voorbeeld.
Doel-middelverband
Geeft aan welk middel wordt gebruikt om een bepaald doel te bereiken.
Oorzakelijk verband
Laat zien waardoor iets gebeurd (geen invloed).
Redengevend verband
Geeft aan waarom iemand iets doet of vindt.
Toegevend verband
Geeft een andere kant van de zaak aan.
Vergelijkend verband
Laat een overeenkomst of verschil zien.
Voorwaardelijk verband
Maakt duidelijk onder welke voorwaarden iets gebeurt.
Tekstverband
Samenhang tussen de woorden, zinnen en alinea’s in een tekst.
Hoofdzaken
Belangrijkste informatie in een tekst.
Kernzin
De zin die de hoofdzaak van een alinea bevat.