2. Inleiding en slot Flashcards

(17 cards)

1
Q

Conclusie

A

Samenvattende/afsluitende uitspraak die volgt uit de voorafgaande informatie of argumenten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Voorbeeld

A

Maakt een algemene uitspraak concreet en begrijpelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Aanbeveling

A

Een advies of voorstel dat volgt uit de tekstinhoud.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Probleemstelling

A

De hoofdvraag of het probleem waar de tekst over gaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Tegenwerping

A

Een mening/bezwaar die tegen het standpunt van de schrijver ingaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Uitwerking

A

Verdieping/toelichting van een eerder genoemd punt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Verklaring

A

Een uitleg van de reden/oorzaak van iets.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Definitie

A

Duidelijke omschrijving van een betekenis van een woord.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Gevolg

A

Het effect dat volgt op iets anders.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Oorzaak

A

Reden/gebeurtenis die iets anders laat gebeuren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Samenvatting

A

Beknopte weergave van de belangrijkste informatie uit de tekst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Aanleiding

A

Gebeurtenis/situatie die iemand ertoe brengt om iets te doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Afweging

A

Nadenken over de voor-en nadelen van verschillende opties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Anekdote

A

Kort, persoonlijk verhaaltje over een opvallende/grappige gebeurtenis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Constatering

A

Objectieve vaststelling van een feit/situatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Nuancering

A

Afzwakking van een eerder gemaakte uitspraak.

17
Q

Vraagstelling

A

Centrale vraag die de schrijver in de tekst wil beantwoorden.