Hoofdstuk 3 het waarnemen van individuen Flashcards

1
Q

Mental representation

A

Een geheel van kennis dat een individu in het geheugen heeft opgeslagen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Mere exposure

A

Blootstelling aan een stimulus zonder enige externe beloning, waardoor bekendheid met de stimulus ontstaat en mensen zich er over het algemeen positiever over voelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Saliance

A

Het vermogen van een signaal om aandacht in zijn context te trekken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Automatic

A

Verwijst naar processen die spontaan werken (zonder de bewuste bedoeling van de ontvanger) en vaak efficiënt en zonder bewustzijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Association

A

Een verband tussen twee of meer mentale representaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Accessibiliy

A

Het gemak en de snelheid waarmee informatie te binnen schiet en wordt gebruikt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Priming

A

De activering van een mentale presentatie om de toegankelijkheid ervan te vergroten en daarmee de waarschijnlijkheid dat deze zal worden gebruikt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Subliminal

A

Presentatie van prikkels op zo’n manier (meestal met een zeer korte duur) dat waarnemers zich er niet van bewust zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Correspondent inference

A

Iemand karakteriseren volgens de karaktertrek dat overeenkomst met zijn/haar vertoonde gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Correspondence bias

A

De neiging om persoonlijke eigenschappen van iemand af te leiden uit het waargenomen gedrag, zelfs wanneer de vervolgtrekking onterecht is omdat er andere mogelijke oorzaken van het gedrag bestaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Superficial processing

A

Vertrouwen op toegankelijke informatie om conclusies te trekken of te oordelen, en tegelijkertijd weinig moeite doen om te verwerken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Systematic processing

A

Op een grondige, inspannende manier een breed scala aan informatie overwegen, die relevant is voor een bepaald oordeel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Causal attribution

A

Een oordeel over de oorzaak van een gedrag of andere gebeurtenis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Discounting

A

Het verminderen van het geloof in een mogelijke oorzaak van gedrag omdat er een andere mogelijke oorzaak is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Primacy effect

A

Een patroon waarin vroegtijdig informatie een grotere impact heeft dan latere informatie; een voorbeeld van het principe van cognitief conservatisme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Perseverance bias

A

De neiging dat informatie een blijvend effect heeft op onze oordelen, zelfs nadat deze in diskrediet is gebracht.

17
Q

Self-fulfilling prophecy

A

Het proces waarbij de verachtingen van de ene persoon over de ander, werkelijkheid worden door gedrag op te wekken dat de verwachting bevestigt.