P. 43-44 Flashcards by Eline Dockx | Brainscape

Q

Animal

A

Animālis, o.

Het levend weze; het dier

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Lūmen

A

Lūminis, o.

Het licht

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Pecus

A

Pecoris, o.

Het vee

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Magistrātus

A

Magistrātūs

Het ambt; de magistraat

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Numerāre

A

-ō

Tellen

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Adiuvāre

Adiūvī, adiūtum

A

-ō

Helpen

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Mīrārī

A

-or

Zich verwonderen over; bewonderen

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Appārēre

A

-eō

Verschijnen; blijken

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Terrēre

A

-eō

Bang maken

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Valēre

A

-eō

Gezond zijn; krechtig zijn; in staat zijn

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Caedere

Cecīdī, caesum

A

-ō

Hakken; doden

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Dēserere

Dēserui, dēsertum

A

-ō

Verlaten

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Occīdere

A

-ō

Doden

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Poscere

A

-ō

Eisen

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Remittere

A

-ō

Terugzenden; laten gaan

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Surgere

A

-ō

Opstaan

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Cōnficere

A

-iō

Afmaken

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Ante(a)

A

(Bijwoord)

Vroeger

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Nōn iam

A

(Bijwoord)

Niet meer

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Post(eā)

A

(Bijwoord)

Later

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Prīmum

A

(Bijwoord)

Eerst; voor het eerst

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Prīmō

A

(Bijwoord)

Eerst; voor het eerst

Q

Odium

A

Odiī

De haat

Q

Oppidum

A

Oppidī

De stad

Q

Cūncti

A

-ae, -a

Alle

Q

Pāstor

A

Pāstōris, m.

De herder

Q

Excitāre

A

-ō

Opwekken

Q

Invītāre

A

-ō

Uitnodigen

Q

Crēscere

A

-ō

Groeien

Q

Aperīre

A

-iō

Openen; onthullen

Q

Dēesse

A

-sum

Ontbreken; in de steek laten

Q

Paene

A

(Bijwoord)

Bijna

Q

Igitus

A

(Nevensch. Voegw.)

Dus

Q

Studium

A

Studiī

De studie; de sympathie; de ijver

Q

Centurio

A

Centuriōnis, m.

De centurio

Q

Collis

A

Collis, m.

De heuvel

Q

Cohors

A

Cohortis, v.

De heuvel

Q

Commūnis

A

+dat. -, comūne; comūnis

Gemeenschappelijk aan

Q

Aquitātus

A

Equitātūs

De ruiterij

Q

Impetus

A

Impetūs

De aanval; de opwelling

Q

Subīre

A

-eō

Ondergaan; bestijgen; naderen

Q

Tot

A

(Onverbuigbaar adj.)

Zoveel

Q

Quot

A

(Onverbuigbaar adj.)

Hoeveel; (zoveel als)

Q

Circiter

A

(Bijwoord)

Ongeveer

Q

Quandō

A

(Bijwoord)

Wanneer?

Q

Quārē

A

(Bijwoord)

Waarom?

Q

Quō

A

(Bijwoord)

Waarheen

Q

Unde

A

(Bijwoord)

Vanwaar; (vandaar) … vanwaar

Q

An

A

(Vraagpartikel)

Of

Q

-ne

A

(Vraagpartikel)

(Wordt niet vertaald); of

Q

Nōnne?

A

(Vraagpartikel)

Toch wel?

Q

Num

A

(Vraagpartikel)

Toch niet?; of

Q

Utrum … an

A

(Vraagpartikel)

(Of) … of