Thema 4 Cultureel: natievorming Flashcards

1
Q

Op welke manier probeerde men in de 19de eeuw het natiebesef in Nederland te versterken

A

Uniform lager onderwijs, dienstplichtleger.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke drie minderheidsgroepen emancipeerde aan het einde van de 19de eeuw in Nederland en kregen een centrale positie volgens Groot.

A

Katholieken, Orthodox-protestanten en socialisten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat was een van de eerste nationale feesten in Nederland

A

De verjaardag van prinses Wilhelmina.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarom kwamen er aan het einde van de 19de eeuw steeds meer nationale tradities en rituelen

A

Hobsbawn verbindt deze ontwikkeling met de toenemende politieke participatie en de uitbreiding van het kiesrecht. De massa had meer te vertellen, dus een binding tussen staat en natie was belangrijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waarom wilde het niet zo goed lukken om functionele feesten te organiseren/ontwikkelen in Nederland aan het einde van de 19de eeuw.

A

Het ontbrak aan regie. Er was politieke onrust.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Noem een paar voorbeelden van feesten voor 1860

A

Dankdagen. De verjaardag van Willem I. De slag bij Waterloo werd herdacht na de Franse Tijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat verstaan we onder het jong-liberalisme

A

Nieuwe generatie liberalen na 1860. Ze richten zich op sociale problemen en een beschavingsoffensief: zangverenigingen, fanfares, musea

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De tachtigjarige oorlog was in de 19de eeuw een onafhankelijkheidsviering. Welk historisch debat was er rond deze feestdagen

A

Liberalen: de liberalen stelden de politieke erfenis centraal, de staatkundige onafhankelijkheid.

Anti-revolutionairen: De calvinistische helden werden 16de eeuwsche Thorbeckiaantjes. Een valse reconstructie.

Katholieken: de Nederlandse opstand was een achterstelling en onderdrukking van de katholieke kerk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat verstaan we onder ultramontanisme en waarom kwam het op?

A

is een leer binnen het katholicisme die de autoriteit van de paus in zaken van geloof en discipline benadrukt. Een aanhanger van het ultramontanisme wordt een ultramontaan genoemd. De benaming kan ook gebruikt worden voor een hoge mate van pausgezindheid. Pausgezindheid zorgde in de zuidelijke provincies voor een eigen variant van nationale bewustwording.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat waren thema’s binnen het ultramontanisme?

A

afkeer van het liberalisme en de opbouw van een eigen katholiek onderwijsapparaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat verstaan we onder charivari’s

A

Dit waren volksgerichten. Patrioulles van burgers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe kunnen we het militante gedrag van Oranjegezinden verklaren aan het eind van de 19de eeuw verklaren.

A
  1. Door geschiedenisonderwijs op de lagere en middelbare school. Heroische verdediging van het vaderland.
  2. Er was repertoire van volksgerichten en ketelmuziek in plattelandsgebieden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Het koningshuis was voor het ene volksdeel volkomen acceptabel en voor het andere niet
A Om welke reden vonden orthodox-protestanten vonden dat het Koningshuis organisch bij hen pastte?
B Leg uit waarom socialisten niet mee wilden doen aan Oranjefeesten.

A

A: Het koningschap ontleende zijn gezag aan God of: het koningshuis was door God geschonken
B: Het was strijdig met de gelijkheidsidee, of: het was verbonden met de standenmaatschappij, of: socialisten waren niet nationaal maar internationaal gericht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Op welke manier droeg verzuiling juist bij aan eenwording van ons land?

A

De verzuilde organisaties opereerden vanuit hoofdkantoortjes in Amsterdam, Utrecht en Den Haag en brachten mensen uit diverse windstreken onder in een landelijk netwerk. Via deze organisaties konden mensen zich tot in de kleinste dorpen verbonden voelen met een nationaal geheel, dat werd ingekleurd naar eigen levensbeschouwing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke twee ontwikkelingen leidden tot succesvolle natievorming in Nederland?

A
  1. Verzuilde organisaties brachten mensen uit diverse windstreken onder in landelijke netwerken.
  2. Onderlinge concurrentie: de verzuilde groepen meende een patent te hebben op goed vaderlandschap.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Verzuiling zou je zelfs een variant van natievorming kunnen noemen. Waarom is dit gevaarlijk?

A
  1. Finalisme: we kijken achter naar lange termijnprocessen terwijl de kwesties in die tijd voelde als gevaarlijke levensbeschouwelijke en politieke conflicten.
  2. Het verband tussen verzuiling en natievorming word te vaag beschreven. er word onvoldoende gezegd over hoe de stromingen hun onderlinge strijd leverden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Natievorming kent vier dimensies. Leg deze uit.

A

Sociologisch: ergens bij horen en ontplooiing
Historisch: onstaansgeschiedenis met bijbehorende verhalen en monumenten.
Geografisch: geografische inrichting van een land. infrastructuur.
Economisch: Markteconomie. Schaalvergroting en verbondenheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

De strijd tegen welk element wordt gezien als de start van van de geschiedenis? Leg dit uit

A

De strijd tegen water. Dit zorgde voor een verbinding omdat er dammen, dijken en pompen gebruikt moesten worden. Waterschappen en zwemmen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Noem een aantal verbindende nationale Nederlandse factoren

A

Sport, koningshuis, cultuur en kunst

20
Q

Nationalisme kun je op twee manieren definiëren. Noem twee gedachtes

A

Gellner: staat en geloof vallen samen.
Hechter: samenvallen van politiek, grondgebied en de wens van inwoners om binnen deze samenval verbindingen aan te gaan

21
Q

Op welke manieren dragen staten bij aan natiebesef

A

Onderwijs, leger, media, fysieke unificatie via wegen, verering nationale helden, onderdrukking van andere subnationale culturen

22
Q

Wanneer begint de natievorming in Nederland volgens de Rooy?

A

Definitieve grenzen en start echte natievorming begint in de 19de eeuw in Nederland

22
Q

Wanneer begint de natievorming in Nederland volgens de Rooy?

A

Definitieve grenzen en start echte natievorming begint in de 19de eeuw in Nederland

23
Q

Anderson heeft het over imagined communies? wat bedoelen we hiermee?

A

We kennen elkaar niet maar we voelen wel een binding

24
Q

Wat zegt Benidict Anderson over nationalisme

A
  1. Nationalisme is een recent en moderne creatie, terwijl wij denken dat het oud en altijd al geweest is.
  2. Nationalisme is universeel. Iedereen hoort bij een natie, maar elke natie is te onderscheiden van een andere natie
  3. Het idee van een natie is zo invloedrijk dat mensen bereid zijn te sterven voor de natie. Maar hoe we een natie kunnen definiëren is moeilijk.
24
Q

Wat zegt Benidict Anderson over nationalisme

A
  1. Nationalisme is een recent en moderne creatie, terwijl wij denken dat het oud en altijd al geweest is.
  2. Nationalisme is universeel. Iedereen hoort bij een natie, maar elke natie is te onderscheiden van een andere natie
  3. Het idee van een natie is zo invloedrijk dat mensen bereid zijn te sterven voor de natie. Maar hoe we een natie kunnen definiëren is moeilijk.
25
Q

Wat zegt invented tradities over Nationale identiteit?

A

Het is niet aangeboren maar aangeleerd van geschiedenis, literatuur onderwijs en media.

26
Q

Wat bedoelen we met culturele homogenisering

A

Bijvoorbeeld: Standaardtaal, standaardtijd

27
Q

Nationalisme is een 19de eeuwse uitvinding. Welke drie visies zijn er over het ontstaan van deze uitvinding.

A
  1. De staats als wensbeeld met een volk en een taal. Romantiek (Herder en Fichte)
  2. Staat als reactie op moderne samenleving
  3. Staat als invented tradities om sociale cohesie te bevorderen.
28
Q

Een van de verklaringen van staatsvorming in de 19de eeuw is de reactie op de moderne tijd. Hoe leg je dit uit?

A

De overgang van traditionele, agrarische samenleving naar moderne industriële samenleving. Grootschalige economie vereist mobiliteit en communicatie. Dit leidt tot eenheidstaal en gedeelde cultuur

28
Q

Een van de verklaringen van staatsvorming in de 19de eeuw is de reactie op de moderne tijd. Hoe leg je dit uit?

A

De overgang van traditionele, agrarische samenleving naar moderne industriële samenleving. Grootschalige economie vereist mobiliteit en communicatie. Dit leidt tot eenheidstaal en gedeelde cultuur

29
Q

Welke basis was er in Nederland voor natievorming in de 19de eeuw.

A
  • een politiek liberale cultuur: basis voor gemeenschappelijkheid
  • nationaal verleden: 80-jarige oorlog en gouden eeuw
  • Herdenkingen voor elite en burgerij
  • Volksvermaak
29
Q

Welke basis was er in Nederland voor natievorming in de 19de eeuw.

A
  • een politiek liberale cultuur: basis voor gemeenschappelijkheid
  • nationaal verleden: 80-jarige oorlog en gouden eeuw
  • Herdenkingen voor elite en burgerij
  • Volksvermaak
30
Q

Welke problemen gaven de zuilen in de vorming van Nederlands nationalisme aan de hand van het oranjehuis.

A

Antirevolutionairen/protestanten: 80 jarige oorlog was geloofsstrijd en geen strijd om de vrijheid

Katholieke: Geen voorstander van oranjes. opstand tegen wettig gezag en de oranjes waren de begin van de katholieke onderdrukking

Socialisten: oranjes waren voorbeeld van standenmaatschappij. Geen gelijkheid.

31
Q

De socialisten waren niet koningsgezind.

A

Koningshuis was een voorbeeld van de standenmaatschappij.

32
Q

Eenwording van Nederland was een process. Wat betekende schaalvergroting voor dit process?

A

Lokale en regionale samenlevingen dragen functies over aan hogere niveaus

33
Q

Welke vier dimensies bevorderen schaalvergroting en natievorming.

A
  1. Infrastructuur
  2. Economie
  3. Politiek
  4. Cultuur
34
Q

Wie bracht er voor het eerst grote infrastructurele veranderingen in Nederland

A

Willem 1

35
Q

Wat bedoelen we met suburbanisatie en wanneer kwam dit op?

A

Rond 1960 kwam suburbanisatie op. Gezinnen trokken weg uit de grote stad. Er kwam een binnenlandse migratie richting oost Nederland. Middelgrote steden werden groter

36
Q

Nationalisme kan worden gezien als onderdeel van het moderniseringsproces. Welke belemmeringen waren hierbij?

A
  1. De tijd. Er was nog sprake van een landelijke tijd. Dit werd afgemeten aan de klokstand van de Westertoren. Onder internationale druk werd rond 1940 de midden Europese Tijd ingevoerd.
  2. Ontbreken nationaal muntstelsel: voltooid in 1849.
  3. Opheffen tol van rijkswegen in 1899.
  4. Algemeen systeem van maten en gewichten in 1821.
37
Q

Welke ontwikkelingen zorgde in de 19de eeuw voor economische eenwording

A

Sterke intensivering van de landbouw, betere infrastructuur, groei van textielnijverheid in Twente, scheepsbouw in het westen en noorde en mijnbouw in het zuiden. Groei dienstensector vanaf 1930

37
Q

Welke ontwikkelingen zorgde in de 19de eeuw voor economische eenwording

A

Sterke intensivering van de landbouw, betere infrastructuur, groei van textielnijverheid in Twente, scheepsbouw in het westen en noorde en mijnbouw in het zuiden. Groei dienstensector vanaf 1930

38
Q

Welke politieke staatsactiviteiten bevorderen de eenwording van de staat

A

onderwijs, leger, belastingen, kiesstelsel

39
Q

Waarom is het kiesstelsel belangrijk voor de (politieke) integratie van Nederland?

A

Het districtenstelsel zorgde voor regionale belangstelling maar in 1917 zorgde de evenredige vertegenwoordiging voor nationale belangstelling.

40
Q

Noem voorbeelden van de culturele eenwording van Nederland.

A

Alfabetisering: ABN.

41
Q

Wanneer kende Nederland een nieuwe discussie rondom nationale identiteit

A

In de jaren 2000. Dit kwam door migratie, Europese integratie en mondialisering. We gingen over van nationale naar internationale structuren.