11 Signaaltransductie Flashcards
(46 cards)
7 groepen signalen
- groeifactoren, hormonen en cytokines
- immuunmodulatoren
- oppervlaktemoleculen van andere cellen
- matrixmoleculen
- niet-eiwitsignalen
- nutriënten
- mechanische stress
wat zijn immuunmodulatoren?
- antilichamen en complementfactoren
- antilichamen hebben een constante Fc-regio die herkend kan worden door een Fc-receptor
- complementfactoren in het bloedserum helpen bij het opruimen van geïnfecteerde cellen
wat doen oppervlaktemoleculen aan cellen?
- interactie met naastliggende cellen mogelijk
- adhesie aan omgeving
- sommige cellen brengen moleculen tot expressie belangrijk voor de cellulaire functie
- herkenning van cellen
wat doen matrixmoleculen?
- bv. collageen
- matrix = niet-cellulaire omgeving waarin een cel zich bevindt
- biedt steun aan cellen: directe interactie, vasthouden groeifactoren, structuur weefsels en organen
noem voorbeelden van niet-eiwitsignalen?
- CO, NO, reactieve zuurstofradicalen, ionen
wat doen nutriënten onder andere?
- nutriëntensignalering: bepaalt mede of een cel overgaat op apoptose
wat zijn endocriene signalen?
stoffen die door het endocrinologisch systeem (hormoonstelsel) worden vrijgegeven
wat is paracriene signalering?
communicatie tussen cellen die in elkaars nabijheid liggen
wat is autocriene communicatie?
cel gestimuleerd door stoffen die zij zelf in haar omgeving heeft vrijgelaten
wat zijn de drie belangrijke klassen transmembraanreceptoren?
- G-proteïnegekoppelde receptoren (GPCR)
- ionkanaalgekoppelde receptoren
- receptor-tyrosinekineasen (RTK) en cytokindereceptoren
wat zijn G-eiwitten?
GTP-bindende eiwitten, bestaan uit een Galpha, beta en gamma-subunit
wat zijn GPCR’s voor eiwitten?
- groep eiwitten met 7-transmembraandomeinen = 7 alpha-helices (receptoren) die elk afzonderlijk de membraan doorsteken
- aan cytosolische kant gekoppeld aan G-eiwitten
werking GPCR’s
- ligandbinding aan GPCR
- kleine conformatieverandering in receptor
- G-alpha-eiwit kan beter binden
- affiniteit GDP vermindert, GTP verhoogd
- G-alpha-eiwit opgeladen met GTP
- dissocieert van G-beta en G-gamma
- G-alpha en G-beta-gamma-complex gaan afzonderlijk reacties met effectormoleculen aan -> signaal wordt doorgegeven
- na hydrolyse GTP tot GDP, herwint G-alpha affiniteit voor G-beta-gamma en associeert hele complex weer met een GPCR
noem enkele belangrijke liganden die gebruikmaken van GPCR
- adrenaline
- ionen
- hormonen
- zintuigliganden (geur- en smaaksensoren)
- chemokines
- neurotransmitters
- ~30% medicijnen
hoe wordt variabiliteit gecreëerd in de intracellulaire signalen?
meerdere typen G-alpha-eiwitten, met voorkeur voor een andere effectorreceptor en een andere effector
- belangrijkste:
- Gq-alpha
- Gs-alpha
- Gi-alpha
wat doet Gq-alpha?
activator fosfolipase C figuur 11.4 blz 133
wat doet Gs-alpha en Gi-alpha?
- Gi-alpha remt enzym AC (adenylylcyclase)
- Gs-alpha stimuleert AC
- AC katalyseert omzetting ATP naar cAMP
- cAMP activeert eiwitkinase PKA -> speelt rol bij spierontspanning
waar zorgt een verhoging van Ca2+ concentratie voor bij spiercellen?
spiercontractie
zenuwtransmissie pre- en postsynaptische membranen
- verhoging membraanpotentiaal
- Ca2+ influx
- vesikels met neurotransmitters fuseren met presynaptisch membraan
- op neurotransmitterreceptoren postsynaptisch membraan
- Ca2+ kanalen activatie
- veel Ca2+ kan genexpressie postsynaptische membraan veranderen -> hypergevoelig voor neurotransmitters -> geheugen
endocriene cellen
- membraanpotentiaalverandering
- activatie Ca2+ kanalen
- blaasjes hormoon fuseren met plasmamembraan -> hormonen in circulatie
wat zijn de twee belangrijkste ionen mbt de membraanpotentiaal?
K+ en Na+
welke twee krachten werken op elk ion die bepalen of hij wel/niet over een membraan gaat?
- chemische concentratie (hoe groter het verschil, hoe sterker de neiging om het membraan te passeren)
- elektrische potentiaal die over een membraan staat
hoe heet het als beide krachten in evenwicht zijn?
evenwichtspotentiaal, verschilt per ion
- voor K+ -90 mV
- voor de rest ongeveer -70 mV
wat gebeurt er als de membraanpotentiaal stijgt (bij de meeste cellen)?
- Ca2+-kanalen en Ca2+-geactiveerde K+-kanalen worden geactiveerd
- repolariseert of hyperpolariseert cel -> eindigt Ca2+-signaal
- snelle terugkoppelingsmechanismen bv snelle ritmische spiercontractie: hartslag