1.1 t/m 1.3 Flashcards
(20 cards)
Alternatief aanwendbaar
Middelen kun je op verschillende manieren inzetten om in je behoeften te voorzien
Behoeften
Alles wat je graag wilt hebben of nodig hebt. Er zijn primaire en secundaire behoeften
Consumeren
Het kopen van goederen en diensten om in je eigen behoeften te voorzien
Diensten
Activiteiten waarmee je in een behoefte voorziet
Goederen
Dit zijn tastbare producten die je kunt kopen. Er zijn gebruiksgoederen en verbruiksgoederen
Middelen
Deze heb je nodig om in je behoeften te kunnen voorzien. Middelen zijn tijd en geld
Schaarste
Je hebt niet genoeg middelen om in al je behoeften te kunnen voorzien
Begroting
Overzicht van verwachte inkomsten en uitgaven over een bepaalde periode
Bezuiniging
Minder geld uitgeven
Budget
De hoeveelheid geld waarover je in een bepaalde periode kunt beschikken
Huishoudelijke uitgaven
Dagelijkse uitgaven, zoals boodschappen en persoonlijke verzorging
Incidentele uitgaven
Grote uitgaven die je niet zo vaak doet en waarvoor het verstandig is om geld te reserven
Inkomen
Het geld dat je ontvangt. Er zijn drie soorten inkomen:
-inkomen uit arbeid
-inkomen uit bezit
-overdrachtsinkomen
Primair inkomen
Inkomen uit arbeid
Secundaire inkomen
Het primair- en het overdrachtsinkomen samen minus de belasting
Sparen
Geld opzijzetten voor later
Vaste lasten
Uitgaven die je met een bepaalde regelmaat betaalt en die zijn opgenomen in een contact
Budgetlijn
Lijn in een grafiek die aangeeft hoeveel je van elk twee producten kunt kopen met en budget en gegeven prijzen
Budgetset
Alle keuzemogelijkheden van twee producten die binnen je budget vallen
Model
Een vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid