week 15 en 16 Flashcards

1
Q

Uit welke 8 schakels bestaat de ademhalingsketen?

A
  1. convectief gastransport door de geleidende wegen
  2. gasmenging in de alveolaire ventilatie
  3. diffusie
  4. pulmonale circulatie
  5. gehele circulatie
  6. spieren
  7. diffusie
  8. mitochondriën
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke parameters kunnen de maximale O2-opname beperken?

A

Respiratoir systeem:

  • O2 diffusie
  • ventilatie
  • ventilatie-perfusie verhouding
  • zuurstofspanningsverschil (a-v)DO2

Skeletspier:

  • Enzymen en oxidatiepotentiaal
  • Energiereserves en leverantie
  • Myoglobine
  • Aantal en grootte van mitochondriën
Cardiovasculair centraal:
- cardiac output (slagvolume en hartfrequentie)
- Hb-concentratie
perifeer:
- Flow naar regio's zonder arbeid
- bloedflow naar spier
- Capillaire dichtheid in spier
- O2 diffusie
- O2 extractie
- Hb-O2 interactie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke objectieve parameters heb je om hartfalen te bepalen?

A

cardiac output, vullingsdrukken, ejectiefractie en diastolische disfunctie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke symptomen komen voor bij hartfalen?

A
Verminderde inspanningstolerantie
vermoeidheid
dyspnoe
orthopnoe
(nachtelijk) hoesten
verwardheid/ delier
hartkloppingen
verminderde eetlust / misselijkheid
erectiele disfunctie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat kunnen oorzaken zijn voor disfunctie van het hart?

A
  1. Primair hartspier (myocard) probleem:
    - myocardinfarct
    - cardiomyopathie
    - myocarditis
  2. Overbelasting van de hartspier:
    - Drukbelasting (hypertensie, aortaklepstenose)
    - Volumebelasting (klepinsufficiëntie, shunts)
    - ritmestoornissen
  3. Instroombelemmering
    - mitralis- of tricuspidalisklepstenose
    - constrictieve pericarditis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de preload?

A

Het is het eind-diastolische volume: hoeveelheid bloed aanwezig in de linker of rechterventrikel aan het einde van de diastole.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de korte en lange termijn effecten van de compensatiemechanisme voor hartfalen: Water/zout retentie, perifere vasoconstrictie, sympathicus activatie, myocardhypertrofie en myocardfibrose?

A

korte termijn - lange termijn
Water/zout retentie: preload stijgt - long/leverstuwing
perifere vasoconstrictie:
perfusie stijgt - afterload stijgt
sympathicus activatie: Hogere HF en contractiliteit - energiebehoefte stijgt
myocardhypertrofie: ontlasting myocyten - beschadiging
myocardfibrose: voorkomt dilatatie - diastolische disfunctie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het verschil tussen HFREF en HFPEF?

A

HFREF is systolische disfunctie met een afgenomen contractie, ejectiefractie is verlaagd en er zijn symptomen en tekenen van hartfalen.
HFPEF is een diastolische disfunctie met een vullingsprobleem, een normale ejectiefractie (maar door verlaagde vulling blijft CO verlaagd) en er zijn symptomen en klinische tekenen van hartfalen te zien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een cardiomyopathie?

A

Het is een ziekte van de hartspier. Hierbij is de hartspier structureel en functioneel abnormaal in afwezigheid van oorzakelijke ziekte (coronaire hartziekte, hypertensie, klepziekte of aangeboren hartziekte), die de afwijking kan verklaren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke 5 verschillende soorten cardiomyopathieën zijn er?

A
  • HCM: hypertrofisch
  • DCM: gedilateerd
  • ARVC (artimogene rechterkamer cardiomyopathie): waarbij ritmestoornissen vanuit de rechterkamer kunnen ontstaan
  • Restrictieve cardiomyopathie: een vullingsprobleem (restrictieve diastole)
  • NCCM (non-compaction cardiomyopathie): een zeldzame erfelijke hartspierafwijking waarbij het myocardweefsel niet compact wordt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke klachten passen bij een aortaklepstenose?

A

Angina pectoris, duizeligheid/syncope, hartfalen en plotse dood

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de etiologie van een mitralisklepinsufficiëntie?

A
  1. Annulus: dilatatie bij gedilateerde cardiomyopathie
  2. Chorda: ruptuur (spontaan, mitralisklepprolaps, endocarditis)
  3. Papillairspier: disfunctie of ruptuur bij ischemie
  4. Klepbladen: perforatie bij endocarditis, prolaps
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke behandelingen kan je toepassen bij een mitralisklepstenose?

A

Preventie acuut reuma
Medicamenteus:
- Bij snel atriumfibrilleren: digoxine en/of bètablokker
- Bij longvaatovervulling/stuwing: diuretica
- Bij vergroot LA en bij atriumfibrilleren: antistolling
Invasief:
- Ballonvalvuloplastiek
- Open commissurotomie
- Klepvervanging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe zit de diagnose vaan endocarditis in elkaar?

A

Major criteria:

  • Bloedkweek: typische verwekker
  • Bewijs van betrokkenheid endocard: typische echocardiografische afwijkingen, nieuwe kleplekkage (positieve echo)
  • nieuw hartgeruis

Minor criteria:

  • predisponerende hartafwijking/ i.v. drugsgebruik
  • koorts
  • Perifere afwijkingen (emboli, mycotisch aneurysma, etc.)
  • Immunologische verschijnselen (b.v. glomerulonefritis)
  • Positieve bloedkweek

2 major of 1 major en 3 minor of 5 minor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn specifieke kenmerken die naar boven komen bij het lichamelijk onderzoek van hartfalen?

A
  • gestegen centraal veneuze druk
  • positieve hepatojugulaire reflux
  • derde harttoon (gallopritme)
  • apex naar lateraal verplaatst
  • hartgeruis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn oorzaken voor hartfalen?

A

Belangrijkste:

  • coronairlijden
  • cardiomyopathie (gedilateerd)
  • hypertensie

andere oorzaken:

  • cardiomyopathie
  • klepafwijkingen
  • congenitale afwijkingen
  • alcohol/medicatie
  • infecties
  • hyperdynamische circulatie
  • rechter hartfalen
  • ritmestoornissen
  • pericardafwijkingen
17
Q

Welke medicijnen kan je geven bij acuut hartfalen?

A
  • Intraveneuze nitraten/lisdiuretica
  • Dopamine (stimuleert dosis-afhankelijk resp. D1/D2 > beta1/beta2 > alfa1).
  • Dobutamine (stimuleert dosisafhankelijk beta1 > beta2/alfa1
  • Fosfodiësteraseremmer (milrinon): hierdoor blijven de cAMP spiergels hoger waardoor er positief inotrope (harder pompen) en chronotrope (sneller pompen) effecten zijn.
  • Calcium sensitizer (levosimendan): het hart reageert door deze stof nog beter op calcium; positief inotrope en chronotrope effecten.
18
Q

Welke medicijnen kan je geven voor chronisch hartfalen?

A
  • Diuretica: furosemide, hydrochloorthiazide, chloortalidon, bumetanide
  • RAS-blokkers: captopril, enalapril, losartan, aliskiren
  • mineraalcorticoïdreceptor (MR) antagonisten: spironolacton, eplerenon
  • Bètareceptor-antagonisten: metaprolol, carvedilol, bisoprolol
  • Na+ K+ ATPase remmers: digoxine
19
Q

Wat is de werking van digoxine?

A

Het remt Na/K-ATPase, waardoor de natrium uitstroom daalt en intracellulair natrium toeneemt. Dit zet de Na/Ca exchange uit, waardoor er meer calcium in de cel komt. Dit heeft een positief inotroop effect.
De stof heeft o.a. een stimulerend effect op de vagus en een remmende werking op de sympathicus (noradrenaline daalt).