engels voc folder 3 p130-131 Flashcards
1
Q
een openbaar aanklager
A
a prosecutor
2
Q
nietig verklaren/opheffen
A
to annul
3
Q
een vijandige rivaliteit
A
a strife
4
Q
seculier ( niet te maken met godsdienst )
A
secular
5
Q
verraad
A
treason
6
Q
afschrikken/ophouden
A
to deter
7
Q
een weiland/een grasland
A
a pasture
8
Q
een boer
A
a peasant
9
Q
een regeringsbeleid/een staatspolitiek
A
a policy
10
Q
een schuld
A
a debt
11
Q
failliet gaan
A
to bankrupt
12
Q
oprichten/instellen
A
to establish
13
Q
een kroning
A
a coronation
14
Q
een echtgenoot
A
a spouse
15
Q
amandelen
A
tonsils
16
Q
zich bemoeien met iets
A
to interfere
17
Q
opnieuw aanstellen
A
to reinstate
18
Q
zou moeten
A
ought to
19
Q
een hoveling (mensen die werken aan het hof)
A
courtiers
20
Q
brutaal
A
cheekily
21
Q
een mis
A
a mass
22
Q
erkennen
A
to acknowledge
23
Q
onwettelijk
A
illegitimate
24
Q
overspel
A
adultery
25
Q
ontrouw
A
infidelity
26
Q
een voordeel
A
a perk
27
Q
terechtstellen
A
to try
28
Q
een bondgenootschap
A
an alliance
