11A Flashcards
(26 cards)
0
Q
Munus, munera
A
Taak
1
Q
Lux,luces
A
(Dag)licht, dag
2
Q
Neglegere
A
Verwaarlozen
3
Q
Postremo
A
Tenslotte
4
Q
Qoud voegwoord
A
Omdat
5
Q
Nihil
A
Niets
6
Q
Ira
A
Woede
7
Q
Dolor,dolores
A
Verdriet, pijn
8
Q
Clam
A
Stiekem,heimelijk
9
Q
Caelum
A
Hemel
10
Q
Posui
A
Ik heb geplaatst , ik plaatste
11
Q
Ponere
A
Plaatsen
12
Q
Vestis , vestes
A
Kleding(stuk)
13
Q
Inferi
A
1goden van de onderwereld
2onderwereld
14
Q
Anima
A
Ziel
15
Q
Vixi
A
Ik heb geleed , ik leefde
16
Q
Perfeci
A
Ik heb voltooid,afgemaakt
Ik voltooide, maakte af
17
Q
Effugi
A
Ik ben weggevlucht , ik vluchtte weg
Voor+ACC
18
Q
Deserui
A
Ik heb in de steek gelaten , ik heb verlaten
19
Q
Poena
A
Straf
20
Q
Fefelli
A
Ik heb bedrogen
21
Q
Sidus, sidera
A
Ster
22
Q
Iurare
A
Zweren Per+acc
23
Q
Nepos,nepotes
A
Kleinzoon, nakomelingen
24
Manere
Te wachten staan
25
Pectus, pectora
Borst