Basis 2 Flashcards
Biologen onderzoeken organismen op verschillende organisatieniveaus
Van groot naar klein: organisme, orgaanstelsel, orgaan, weefsel, cel
Orgaanstelsel
Een groep samenwerkende organen die samen een bepaalde functie hebben
Voorbeeld: ademhalingsstelsel, bloedvatenstelsel, verteringsstelsel
Orgaan
Een deel van een organisme met een of meer functies. Een orgaan bestaat uit weefsels
Weefsel
Een groep cellen met dezelfde bouw en dezelfde functies.
- Voorbeelden: beenweefsel, bindweefsel, spierweefsel, zenuwweefsel
- bij veel weefsels dit tussencelstof tussen de cellen
- er zijn verschillende soorten tussencelstof
Cel
Alle organismen bestaan uit één of meer cellen
Cel ( begrippen )
Kleinste bouwsteen van organisme
Orgaan ( begrippen )
Deel van het lichaam met een of meer functies
Orgaanstelsel ( begrippen )
Samenwerkende groep organen, bijvoorbeeld verteringsstelsel of ademhalingsstelsel
Otganisatieniveau ( begrippen)
Niveau van leven waar biologen naar kijken
Tussencelstof ( begrippen )
Vormt samen met cellen een weefsel
Kenmerken van t weefsel hangen af van het type tussencelstof
Weefsel ( begrippen )
Groep cellen met dezelfde vorm en functie