Basis 2 Flashcards

1
Q

Biologen onderzoeken organismen op verschillende organisatieniveaus

A

Van groot naar klein: organisme, orgaanstelsel, orgaan, weefsel, cel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Orgaanstelsel

A

Een groep samenwerkende organen die samen een bepaalde functie hebben
Voorbeeld: ademhalingsstelsel, bloedvatenstelsel, verteringsstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Orgaan

A

Een deel van een organisme met een of meer functies. Een orgaan bestaat uit weefsels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Weefsel

A

Een groep cellen met dezelfde bouw en dezelfde functies.
- Voorbeelden: beenweefsel, bindweefsel, spierweefsel, zenuwweefsel
- bij veel weefsels dit tussencelstof tussen de cellen
- er zijn verschillende soorten tussencelstof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Cel

A

Alle organismen bestaan uit één of meer cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Cel ( begrippen )

A

Kleinste bouwsteen van organisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Orgaan ( begrippen )

A

Deel van het lichaam met een of meer functies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Orgaanstelsel ( begrippen )

A

Samenwerkende groep organen, bijvoorbeeld verteringsstelsel of ademhalingsstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Otganisatieniveau ( begrippen)

A

Niveau van leven waar biologen naar kijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Tussencelstof ( begrippen )

A

Vormt samen met cellen een weefsel

Kenmerken van t weefsel hangen af van het type tussencelstof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Weefsel ( begrippen )

A

Groep cellen met dezelfde vorm en functie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly