Inleidend Recht - 5. Wetgeving Flashcards

1
Q

Staatsleer van de filosoof dat veel invloed heeft gehad op de inrichting van de staat

A

Staatsleer van filosoof Montesquieu (1689-1755)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

3 overheidsfuncties

A

Wetgeving
Bestuur
Rechtspraak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

de leer van de machtenscheiding, hoe is deze ingericht?

A

Inrichting van de staat levert een bijdrage aan de vrijheid en rechtszekerheid van de burgers.

Dit doormiddel van de Trias Politica of de leer van de machtenscheiding, namelijk wetgeving bestuur en rechtspraak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Kenmerk Trias Politica

A

Kenmerk Trias Politica: Bij iedere staatsorgaan hoort een specifieke functie.

Samenwerking tussen de verschillende organen is niet gewenst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Machtsevenwicht

A

Ons stelsel heeft geen machtenscheiding wel machtsevenwicht.

Functies zijn niet totaal van elkaar gescheiden en werken in sommige gevallen samen. Invloed van montesquieu is merkbaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Door machtsevenwicht van de drie belangrijkste overheidsorganen:

A

Door machtsevenwicht van de drie belangrijkste overheidsorganen

  1. De volksvertegenwoordiging
  2. De regering
  3. De rechterlijke macht

Deze hebben een gelijkwaardige positie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Decentralisatie:

A

Wetgevende en bestuurlijke bevoegdheden zijn over verschillende overheids niveaus verspreid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Territoriaal gericht:

A

Wetgevende en bestuurlijke bevoegdheden zijn dan in handen van de overheidsorgaan dat verantwoordelijk is voor een afgebakend gebied.

Bijvoorbeeld de bevoegdheden van een bestuur gemeente of provincie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Functionele decentralisatie:

A

publieke bevoegdheden bij een overheidsorgaan dat zich door het hele land bezighoudt met een bepaald onderdeel van de overheidstaak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Mengvorm territoriaal en functioneel decentralisatie:

A

Overheidsinstelling die de zorg heeft over een bepaald deel in ons land.

Bijvoorbeeld de waterschap, waarin de taken en bevoegdheden zijn geregeld in de waterschapswet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Gedecentraliseerde eenheidsstaat:

A

Nederland is een gedecentraliseerde staat omdat de overheids taken en bevoegdheden over verschillende overheids niveaus zijn verdeeld.

Voordeel het voorkomt machtsconcentratie en staat dicht bij de burger.

Nadeel de overheid vormt niet echt een eenheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Eenheidsstaat:

A

Centrale overheid heeft de zwaarste bevoegdheid als het gaat om het bewaken van de eenheid en houdt toezicht op de lage organen en zonodig bevoegdheden van een lagere overheidsorganen naar zich toe halen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Bondsstaten of federaties:

A

Deelstaten zijn veel zelfstandiger dan onze provincies en gemeenten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

De statenbond:

A

Zijn zelfstandige Staten die hun krachten op bepaalde terreinen hebben gebundeld (bijv. defensie).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De gang van een wetsontwerp, toelichting over;

A

De totstandkoming van de wet in formele zin.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wetten in formele zin worden gemaakt door

A

Samenwerking tussen de regering en de volksvertegenwoordiging en zijn samen de wetgevende macht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

De totstandkoming van de wet in formele zin.

Waar voldoet een wet aan

A

Het moet passen in het geheel van de wetgeving

Goed uitvoerbaar zijn

Draagvlak onder de betrokken burgers

Rekening houden met opgebouwde rechten van burgers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Uitvoering van de voorbereiding wet

A

In opdracht van een minister wordt de wet uitvoerig voorbereid door ambtenaren op zijn ministerie. Ambtenaren voor een overleg met belangenorganisaties en bekijken de juridische technische kanten en komen met een concept tekst voor het wetsvoorstel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Goedkeuring van de wet

A

Goedkeuring ministerraad, deze stemt in met het wetsvoorstel en de Raad van State breng een advies over het voorstel uit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

‘memorie van toelichting’

A

Via het staatshoofd gaat het wetsontwerp ter goedkeuring naar de Tweede Kamer. Waarbij een toelichting van de minister volgt dit wordt de ‘memorie van toelichting’ genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wetsvoorstel in behandeling Tweede Kamer:

A

> Behandeling fractiespecialisten in een vaste commissie

> Voorlopig verslag vaste commissie met oordeel over het wetsontwerp en de vragen over het ontwerp

> Reactie van ministerie met een ‘nota naar aanleiding van het verslag’

> Of een ‘nota van wijziging’ waarin hij veranderingen in het wetsvoorstel aanbrengt

> Eventuele wisseling van stukken tussen de commissie en de minister

> Commissie behandeling wordt afgerond met het eindverslag van de commissie

> Bespreking van het wetsvoorstel in de plenaire vergadering met het recht van amendement van de Tweede Kamer waarin ze zelfstandig wijzigingen aan kan brengen in een wetsvoorstel.

> Minister mag zijn wetsvoorstel intrekken voordat het naar de eerste Kamer gaat.

> Stemming van de kamer over eventuele amendementen en over het wetsvoorstel als geheel.

22
Q

Wetsvoorstel ter goedkeuring naar de eerste Kamer.

A

> Er volgt een plenaire behandeling zonder recht van amendement met twee mogelijkheden het wetsvoorstel aanvaarden of verwerpen. Terugsturen is niet mogelijk.

> Indien de minister merkt dat zijn wetsvoorstel zal worden verworpen omdat men op een bepaald punt niet akkoord gaat dan biedt hij een ‘novelle’ aan. Dat is een nieuw wetsvoorstel waar in het oude voorstel meteen beste invoering al gewijzigd wordt

> Een ‘novelle’ wordt door alle organen met spoed behandeld zodat de wet en de wetswijziging gelijktijdig in werking kunnen treden (samenwerking ministerraad, Raad van State, Tweede Kamer en eerste Kamer)

23
Q

Ondertekening en bekendmaking

A

> Staatshoofd de betrokken minister en minister van Justitie teken het wetsvoorstel.

> Minister van Justitie is verantwoordelijk voor de bekendmaking van de wet door publicatie in het staatsblad en verschijnt via overheid.nl.
De wet treed in werking op de eerste dag van de tweede maand na de datum van bekendmaking

24
Q

Recht van initiatief:

A

de Tweede Kamer heeft het recht een wetsvoorstel in te dienen met instemming van regering Tweede Kamer en Eerste Kamer en de Raad van State wordt gehoord.

25
Q

Wijziging van de Grondwet

A

de Grondwet is de basis waarop ons staatsbestel rust vandaar dat er een extra zware procedure is voorgeschreven voor wijzigingen of aanvullingen van de Grondwet.

26
Q

Fasering wijziging grondwet

A

> De gewone gang van een wetsvoorstel wordt gevolgd

> De tweede kamer wordt ontbonden

> Wetsvoorstel wordt in dit nieuwe Tweede Kamer behandeld en in de eerste kamer

> Aanname van de wijziging of aanvulling van de Grondwet als deze bij de tweede behandeling in beide kamers tweederde van aanwezige kamerleden akkoord gaat.

> In tweede behandeling ofwel de tweede lezing heeft de Tweede Kamer geen recht van amendement dus dan wordt het wetsvoorstel ongewijzigd aannemen of verwerpen.

27
Q

Website overheid.nl

A

Alle parlementaire stukken over een wetsvoorstel, het wetsvoorstel zelf, de reactie van de kamer daarop, eventueel amendementen en wijzigingen kunnen worden ingezien via de website overheid.nl onder de knop officiële publicaties.

28
Q

Tabel wet ontwerp

A

Zie tabel ontwerp van een wet ontwerp op pagina 82.

29
Q

Wetten in materiële zin

A

Wet hoort bij sommige regels snel gewijzigd kunnen worden, in dat soort gevallen is een wet van de regering of van de minister veel flexibeler.

In andere gevallen is het beter dat een regeling wordt gemaakt door een orgaan dat dichterbij de doelgroep staat zoals de gemeentelijke overheid die beter kan inspelen op de plaatselijke situatie.

30
Q

Wet in formele zin:

A

Overheidsregels met algemene werking dus ook de wetten in materiële zin.

Wordt gemaakt door regering en staten-generaal samen.

31
Q

Algemene maatregelen van bestuur (AMvB):

A

Wordt op het ministerie door ambtenaren voorbereid daarna gaat het naar de ministerraad die de AMvB moet goedkeuren. Daarna wordt de Raad van State gehoord er wordt het regeringsbesluit bekendgemaakt in het staatsblad. Dit regeringsbesluit voldoet aan de drie voorwaarden en hebben dus een algemeen verbindende kracht.

32
Q

Een klein KB ofwel Koninklijk Besluit:

A

voldoet niet aan de eisen van de AMvB voldoet, bijvoorbeeld benoeming van een burgemeester of van een rechter.

33
Q

Een ministeriële regeling:

A

besluit met een algemene werking afkomstig van de minister en valt onder in de artikel 89 lid 4 van de Grondwet bedoelde ‘andere vanwege het rijk vastgestelde algemeen verbindende voorschriften’.

Deze wordt in de staatscourant gepubliceerd. Bekendmaking met de zogeheten ‘Bekendmakingswet’. Zie pagina 84.

34
Q

Ministeriële regelingen

A

worden volgens de bekendmakingswet niet in het staatsblad maar in de eveneens digitale staatscourant gepubliceerd.

Dit is een wat informelere uitgave van de overheid die meer op de echte krant lijkt en verschijnt op iedere werkdag en bevat informatie van de
Rijksoverheid zoals persberichten over nieuwe wetgeving, benoemingen, Koninklijke onderscheidingen en dus ook de tekst van nieuwe ministeriële regelingen.

35
Q

Provinciale en gemeentelijke verordeningen

A

Artikel 127 grondwet geef de provinciale staten en de gemeenteraad de bevoegdheid om Provinciale of gemeentelijke verordeningen te maken.

36
Q

Verordening:

A

Algemeen verbindende voorschriften bestemd voor de provincie of de gemeente. Voor de bekendmaking en inwerkingtreding van lagere overheden gelden geen algemene regels.

Iedere wet kent zijn eigen procedure.

Gemeentewet bepaalt dat gemeentelijke verordeningen pas in werking treden nadat zij zijn bekendgemaakt. Meestal de achtste dag na de bekendmaking.

37
Q

Waterschapsverordeningen:

A

Hebben ook de bevoegdheid om algemeen verbindende voorschriften te maken. Als zo’n voorschrift en strafbepaling bevat wordt het een keur genoemd.

Ook andere openbare lichamen kunnen verbindende voorschriften maken zoals de Sociaal Economische Raad (SER).

38
Q

De rangorde van regelgeving, Reden;

A

Eenheid van wetgeving moet worden bewaakt om tegenstrijdigheden te voorkomen. Daarom is er een rangorde van wetgeving. De lagere wet mag niet in strijd zijn met een hogere wet.

Zie pagina 86 met een rangorde van regelgeving.

39
Q

Lager wet onverbindend:

A

een lager wet die in strijd is met een hoger wet zal door de rechter onverbindend worden verklaard. De rechter zal in het geval waarover hij moet oordelen niet gaan toepassen omdat de wet in strijd is met een hogere regeling.

De rechter mag een wet die in strijd is met een hogere regel niet vernietigen. Wel mag hij de wet onverbindend verklaren; Hij laat dus de wet staan maar pas deze niet toe. Het intrekken van de wet is geen taak voor de rechter maar voor de wetgever.

40
Q

Toetsingsverbod:

A

artikel 120 grondwet verbiedt de rechter om wetten in formele zin te toetsen aan de Grondwet. De wet moet hij dus wel toepassen ook al is hij van mening dat de wet in strijd is met de Grondwet.

41
Q

Toetsing van verdragen:

A

verbod van artikel 120 grondwet is niet helemaal onaantastbaar. Artikel 94 grondwet geeft de rechter de bevoegdheid wetten in formele zin toetsen aan internationale verdragen waarop de burgers van de aangesloten lidstaten zich rechtstreeks kunnen beroepen. Dit worden direct werkende verdragsbepalingen genoemd.

Rechters maken in toenemende mate gebruik van het toets recht dat Artikel 94 grondwet hun biedt.

42
Q

Attributie en delegatie

A

Een wet dient aan de eisen voldoen dat ze in de pas lopen met de hogere wetgeving. Maar een wet moet ook worden gemaakt door een overheidsorgaan wat daarvoor bevoegd is.

43
Q

Legaliteitsbeginsel:

A

Iedere bevoegdheid van een overheidsorgaan moet haar basis vinden in de wet.

Bevoegdheid moet ontleed zijn aan de wet en kan op twee manieren ontstaan door attributie en door delegatie.

44
Q

Attributie

A

Overheidsorgaan ontleent zijn bevoegdheid rechtstreeks aan de Grondwet of de gewone wet in formele zin.

Artikel 89 biedt de regering de bevoegdheid om algemeen verbindende voorschriften te maken en artikel 127 van de Grondwet kent de wetgevende bevoegdheid toe aan Provinciale Staten en gemeenteraad. Zie tabel attributie op pagina 89.

45
Q

Delegatie:

A

Er is sprake van delegatie als een overheidsorgaan dat door attributie wetgevende bevoegdheid heeft een deel van die bevoegdheid overdraagt aan een andere overheidsorgaan.

Delegatie is vaak een kwestie van efficiëntie. Andere organen kunnen veel sneller een nieuwe regel maken of een oude regels veranderen dan de wetgever in formele zin.

Daarom schetst in veel gevallen de wet in formele zin de hoofdlijnen. De uitwerking wordt overgelaten aan de regering of aan de minister.

46
Q

Sub delegatie:

A

Soms mag het overheidsorgaan waaraan wetgevende bevoegdheid is gedelegeerd zijn bevoegdheid nog een keer delegeren.

Is alleen toegestaan als de delegerende wet de term ‘bij of krachtens’ gebruikt. Een overheidsorgaan dat op grond van delegatie of sub delegatie wetgevende bevoegdheid heeft gekregen voor deze bevoegdheid zelfstandig uit en is er ook zelf verantwoordelijk voor.

47
Q

Wetten van onbevoegden organen

A

Als een rechter constateert dat een wet die hij op en aan hem voorgelegde zaak toe wil passen door een onbevoegd orgaan is gemaakt zal hij deze wet onverbindend verklaren en niet toepassen.

48
Q

Door wie wordt een Algemene Maatregel van Bestuur vastgesteld?

A

Regeling met algemene werking, afkomstig van de regering. Het is een regeringsbesluit.

49
Q

Van wie is een formele wet afkomstig?

A

Een wet in formele zin wordt gemaakt door regering en Staten-Generaal samen.

50
Q

In Nederland kennen we naast de centrale overheid ook de provincies en gemeenten. Hoe wordt deze vorm van decentralisatie genoemd?

A

Decentralisatie, dit wil zeggen dat wetgevende en bestuurlijke bevoegdheden verspreid zijn over verschillende overheidsniveau. Slechts een deel an de macht is in handen van de centrale overheid, de rest ligt bij de lagere overheiden. Centrale Overheid versus Provincies en gemeenten. De bevoegdheden van de besturen van gemeente en provincie is territoriale decentralisatie.