Les 7: het urinestelsel Flashcards

1
Q

nier

A

ren, renes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

voorvoegsel nier

A

ren(o)- , nefr(o)- , nephr(o)-

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

kelk

A

calix, calices

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

nierbekken

A

pelvis renalis (=pyelum)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

voorvoegsel m.b.t nierbekken

A

pyel(o)-

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

IVP

A

intraveneuze pyelografie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

urineleider

A

ureter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

urineblaas

A

vesica urinaria

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

voorvoegsel m.b.t blaas

A

vesic(o)- , cyst(o)-

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

urinebuis

A

urethra

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

voorvoegsel m.b.t urinebuis

A

uretr(o)- , urethr(o)-

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

voorvoegsel m.b.t urine of urineren

A

uro-

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

achtervoegsel m.b.t urine of urineren

A

-urie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

urinelozing

A

mictie, mictio

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

urinevorming

A

diurese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

veerhoogd dorstgevoel

A

polydipsie

17
Q

uitscheiding

A

excretie

18
Q

uitdroging, wateronttrekking, huid is weinig elastisch

A

dehydratie, dehydratatie

19
Q

vochtophoping

A

oedeem, oedema

20
Q

onvermogen om urine op te houden

A

urine-incontinentie, incontinentia urinae

21
Q

onvermogen om stoelgang op te houden

A

fecale incontinentie, incontinentia faecalis

22
Q

verbrijzeling ven een (nier,blaas,…) steen d.m.v een lithotriptor

A

lithotripsie

23
Q

acute blaasontsteking met ernstige bloeding

A

cystitis acuta haemorrhagica

24
Q

teveel eiwitten in de urine

A

proteïnurie

25
Q

etter in urine

A

pyurie

26
Q

urinevormend en urinedrijvend geneesmiddel

A

diureticum

27
Q

nierbekkenontsteking gepaard gaande met hevige bloedingen

A

hemorragische pyelitis

28
Q

een verbinding aanleggen tussen 2 delen van de urineleider na wegname van een tussenliggend deel

A

uretero-ureterostomie