13.3 Museum en bezienswaardigheden Flashcards
1
Q
de architectuur
A
die Architektur, die Architekturen
2
Q
tentoonstellen
A
ausstellen
3
Q
de tentoonstelling
A
die Ausstellung, die Ausstellungen
4
Q
de foto; het schilderij
A
das Bild, die Bilder
5
Q
voorstellen
A
darstellen
6
Q
Het schilderij stelt een oude man voor
A
Das Bild stellt einen alten Mann dar
7
Q
het ontwerp
A
der Entwurf, die Entwürfe
8
Q
de opening
A
der Eröffnung, die Eröffnungen
9
Q
de foto
A
das Foto, die Fotos
10
Q
de fotografie
A
die Fotografie, die Fotografien
11
Q
de galerie
A
die Galerie, die Galerien
12
Q
Ze heeft een nieuwe galerie met moderne kunst geopend
A
Sie hat eine neue Galerie mit moderner Kunst eröffnet
13
Q
het schilderij
A
das Gemälde, die Gemälde
14
Q
de kunst
A
die Kunst, die Künste
15
Q
het kunstwerk
A
das Kunstwerk, die Kunstwerke
