Substantiedualisme Flashcards

1
Q

Substantiedualisme

A

De geest bestaat onafhankelijk van het lichaam en vice versa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Substantie

A

Datgene wat op zichzelf kan bestaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is substantiedualisme dan eenvoudig gezegd?

A

Er zijn twee substanties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke twee substanties zijn er?

A
  1. Res cogitans = denkende substantie
  2. Res extensa = uitgebreide substantie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waardoor ontstaat beweging bij de uitgebreide substantie?

A

Door botsing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat waren Descartes’ twee methodes?

A

1: Radicale twijfel
2: Helder en duidelijk inzicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het interactieprobleem?

A

Elke fysische gebeurtenis heeft een fysische oorzaak (uit behoudswetten)

Hoe kan een niet-fysische substantie (zonder uitgebreidheid) dan botsen met de fysische substantie?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat waren de twee antwoorden van Descartes’ op het interactieprobleem?

A

1: Interactie wordt geregeld in de pijnappelklier
2: God regelt de interactie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Occasionalisme

A

Alleen god is de ware oorzaak van dingen in de wereld

“Mijn wens en gedachte is de gelegenheid (occasion) voor god om mijn arm op te steken”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Parallelisme

A

Als twee klokken synchroon lopen, dan komt dat doordat ze zo gemaakt zijn:

Hetzelfde geldt voor lichaam en geest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welk probleem brengen occasionalisme en parallelisme dan weer met zich mee?

A

“Hoe doet god dit dan?”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly