WPO 1: Theoretisch kader WISC-V-NL Flashcards

1
Q

Voor welke leeftijd is de WISC-V te gebruiken?

A

6j 0m - 16j 11m

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de afnameduur van de WISC-V?

A

2 uur, maar hij kan in 2 keer afgenomen worden als dat nodig blijkt te zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

In welke landen kan de WISC-V-NL gebruik worden?

A

België, maar enkel Vlaanderen en Nederland

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke beoordeling krijgt de WISC-V van COTAN?

A

Voldoende

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Vanaf welke leeftijd begint dat WAIS en wat betekent dat?

A

16 jaar. Er is dus een overlap tussen de WISC en de WAIS. Het is dus aan de afnemer om te beoordelen welke test gepaster is. Wil je het kind uitdagen of zich comfortabel laten voelen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke brede vaardigheden worden getest met de WISC-V en waarvoor staan ze?

A

FRI: fluide redeneren
VBI: verbaal begrip
WgI: werkgeheugen
VRI: Visueel ruimtelijk
VsI: verwerkingssnelheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe werkt het schema van de subtesten?

A

Er zijn 3 mogelijkheden. Ofwel werk je met 7 subtesten ofwel met 10 (= standaard) ofwel met 14 (= uitgebreid testen).
Afhankelijk van je doel kan je kiezen wat je doet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is verbaal begrip index (VBI)?

A

het vermogen om verworven woordkennis op te halen en deze vervolgens toe te passen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke subtesten horen bij VBI?

A

Overeenkomsten en woordenschat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is visueel ruimtelijke index (VRI)?

A

het vermogen om visuele details te evalueren
en visueel-ruimtelijke relaties te begrijpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke subtesten horen bij VRI?

A

Blokpatronen en figuur samenstellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is fluïde redeneren index (FRI)?

A

het vermogen om de onderliggende conceptuele relatie tussen visuele objecten te zien en om redeneervaardigheden te gebruiken bij de identificatie en toepassing van regels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke subtesten horen bij FRI?

A

Matrix redeneren en gewichten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het werkgeheugen (WgI)?

A

het vermogen om visuele en auditieve informatie
bewust te registreren, vast te houden en te manipuleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke subtesten horen bij WgI?

A

Cijferreeksen en plaatjesreeksen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is verwerkingssnelheid (VsI)?

A

de snelheid en accuratesse van visuele identificatie en het nemen & implementeren van beslissingen

17
Q

Welke subtesten horen bij VsL

A

Symbool substitutie coderen en symbool zoeken

18
Q

Wat meten de subtesten?
* Overeenkomsten
* Woordenschat
* Blokpatronen
* Figuur samenstellen
* Matrix redeneren
* Gewichten
* Cijferreeksen
* Plaatjesreeksen
* Symbool substitutie coderen
* Symbool zoeken

A
  • Overeenkomsten Lexicale kennis
  • Woordenschat Lexicale kennis
  • Blokpatronen Visualisatie
  • Figuur samenstellen Beslissingssnelheid obv visuele input
  • Matrix redeneren Inductief redeneren
  • Gewichten Kwantitatief redeneren
  • Cijferreeksen Wg capaciteit & auditief KTG
  • Plaatjesreeksen Wg capaciteit & visuo-spatiaal KTG
  • Symbool substitutie coderen Prestatiesnelheid
  • Symbool zoeken Perceptuele vergelijkingssnelheid
19
Q

Als je de WISC in 2 keer afneemt, waar moet je dan zeker op letten?

A

Dat je de primaire scores (de eerste 10 subtesten) en de TIQ in 1 sessie doet
Dat de 2de sessie zo snel mogelijk ingepland wordt
Dat als er een significante gebeurtenis voorvalt tussen sessie 1 en 2 dit de resultaten kan beïnvloeden en opgenomen moet worden in de evaluatie

20
Q

Wanneer kan je tijdens de WISC pauzeren?

A

Na een subtest

21
Q

Wanneer kan een subtest vervangen worden en wat zijn de gevolgen?

A

In bepaalde klinische situaties, wanneer een subtest ongeldig is. Er is maar 1 vervanging mogelijk tijdens de hele test en de kans op een meetfout verhoogt.

Er is geen vervanging wanneer de subtest valide afgenomen werd

22
Q

Welke 3 regels zijn er bij de WISC?

A
  • Beginregel
  • Omkeerregel
  • Afbreekregel
23
Q

Wat houdt de beginregel in?

A

Dat je afhankelijk van de leeftijd een ander startpunt hebt in de subtest.

24
Q

Wanneer wordt de beginregel niet toegepast?

A

Als er een vermoeden is van een leermoeilijkheid of lage cognitieve vaardigheden

25
Q

Wat houdt de omkeerregel in?

A

Als er niet begonnen werd bij item 1 EN er geen perfecte score is op de eerste 2 afgenomen items, ga je gemakkelijkere items afnemen (item 1? of item voor startitem?)

26
Q

Wat gebeurt er met de niet afgenomen items die makkelijker zijn dan de items die je wel afgenomen hebt?

A

Die krijgen een perfecte score en tellen mee voor het IQ

27
Q

Wat is de afbreekregel?

A

De regel die stelt wanneer je moet stoppen met vragen en naar de volgende subtest gaat

28
Q

Hoe gebeurt timing bij de subtests?

A

Als er een icoon staat, moet je timen. Bij de andere subtests is er een richtlijn van 30 seconden, maar dit moet niet rigide gehanteerd worden