ned gerenomeerd-limiet Flashcards

1
Q

gerenommeerd

A

bekend,beroemd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

globaal

A

over het algemeen genoemen ,ongeveer, wereldwijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

haaks

A

volledig in strijd met

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

(de) hausse

A

stijging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hautain

A

hooghartig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

(het) hiaat

A

ontbrekend deel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

(de) hiërarchie

A

rangorde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

(de) hilariteit

A

algemene vrolijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

homogeen

A

allemaal van dezelfde soort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

honoreren

A

belonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

humanitair

A

menselijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

(de) hype

A

rage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

(de) hyperinflantie

A

zeer sterkte waardedaling van een munt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

(de) hypothese

A

stelling die men voorlopig als waarheid aanneemt en die nog niet bewezen is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

identiek

A

precies hetzelfde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

(de) identiteitscrisis

A

toestand waarin men onzeker is over wie men eigenlijk is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

(de) ideologie

A

het geheel van de beginselen van een bepaalde leer of stelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

illegaal

A

in strijd met de wettelijke voorschriften

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

illegitiem

A

onwettig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

imiteren

A

nabootsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

immaterieel

A

niet financieel, onstoffelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

immoreel

A

zonder waarden en normen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

immuun

A

onschendbaar, niet vatbaar voor infectie of vergif

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

(de) impact

A

invloed, draagwijdte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

(het) imperialisme

A

streven naar uitbreiding van macht en gebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

impliciet

A

er in betroken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

implementeren

A

(een plan) tot uitvoering brengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

(de) implicatie

A

dat wat iets met zich meebrengt, gevolg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

(de) impressie

A

indruk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

impulsief

A

onbezonnen, in een opwelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

inclusief

A

erbij inbegrepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

incidenteel

A

toevallig, af en toe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

(het) indexcijfer

A

geeft de verhouding weer tussen grootheid en een als grondslag aangenomen grootheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

(de) indicatie

A

aanwijzing

35
Q

indoctrineren

A

hersenspoelen, iemand een leer kritiekloos doen aanvaarden

36
Q

inferieur

A

kwalitatief slecht

37
Q

(de) infrastructuur

A

vaste basisinrichting van een land met publieke voorzieningen als vervoer, energie, (tele-)communicatie etc.

38
Q

inherent aan

A

behorend bij

39
Q

initieel

A

eerste, aanwezig bij de aanvang

40
Q

(de) innovatie

A

venieuwing, invoering vaan iets nieuws

41
Q

(de) input

A

gegevens die je (in een computer) invoert

42
Q

(de) instructie

A

aanwijzing voor hoe iets gebruikt of gedaan moet worden

43
Q

integraal

A

volledig

44
Q

(de) integriteit

A

betrouwbaarheid

45
Q

(de) intentie

A

bedoeling

46
Q

(de) interactie

A

wisselwerking, het steeds op elkaar reageren

47
Q

interfereren

A

op elkaar inwerken, tussen beide komen

48
Q

interim

A

tussentijds, tijdelijk

49
Q

(de) intermediair

A

bemiddeling, bemiddelaar

50
Q

interpreteren

A

op een bepaalde manier uitleggen

51
Q

interveniëren

A

tussenbeide komen in een kwestie

52
Q

intrinsiek

A

wat er wezenlijk bij hoort

53
Q

(de) introductie

A

inleiding

54
Q

(de) introspectie

A

nadenken over jezelf

55
Q

introvert

A

naar binnen gekeerd zijn

56
Q

(de) intuïtie

A

inzicht hebben zonder te denken of the redeneren, op het gevoel

57
Q

inventief

A

vindingrijk

58
Q

inventariseren

A

opsommen, een lijst of een inventaris van

59
Q

irrationeel

A

in strijd met de rede, het verstand

60
Q

irrelevant

A

niet ter zake doende

61
Q

(de) karikatuur

A

spotprent met een komische overdrijving van een kenmerk van een persoon

62
Q

(het) kartel

A

aaneensluiting van producenten om de onderlinge concurrentie uit te sluiten

63
Q

(de) katheder

A

spreekgestoelte

64
Q

(de) kavel

A

perceel van te verdelen of te verkopen grond

65
Q

kenschetsen

A

karakteriseren

66
Q

(de) kosmopoliet

A

wereldburger

67
Q

(de) kwantiteit

A

betrekking hebbend op de hoeveelheid

68
Q

(het) kwantum

A

hoeveelheid

69
Q

labiel

A

onevenwicht, onstandvastig

70
Q

(het) labyrint

A

doolhof, een ingewikkelde en verwarrende zaak

71
Q

laconiek

A

doodkalm, zonder merkbare emotie

72
Q

(de) lacune

A

ontbrekend gedeelte, leemte, hiaat

73
Q

lamentabel

A

beklagenswaardig

74
Q

(de) lastgever

A

een persoon of bedrijf dat een ander de macht, het mandaat geeft om in zijn naam een zaak af te handelen

75
Q

latent

A

onmerkbaar aanwezig

76
Q

(de) leemte

A

gebrek, tekortkoming

77
Q

legio

A

zeer veel

78
Q

legitiem

A

volgens de wet, rechtmatig

79
Q

levensbeschouwelijk

A

gebaseerd op iemands levensopvatting

80
Q

(het) lexicon

A

alfabetisch geordend woordenboek

81
Q

(de) licentie

A

vergunning

82
Q

(de) limiet

A

de uiterste grens

83
Q

(de) impasse

A

tijdelijke stilstand

84
Q

(het) jargon

A

vaktaal, woordgebruik behorend bij een selecte sociale groep