HDP nog meer Flashcards

1
Q

Wat is het verschil tussen histochemie en immunohistochemie?

A

Histochemie: kleuren groepen moleculen
Immunohistochemie: met antilichamen voor bepaalde eiwitten –> preciezer en informatiever

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is immunofluorescentie en wat voor soort materiaal kunnen we hiervoor gebruiken?

A

Antilichamen met fluor tags
Vers ongefixeerd materiaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een vriescoupe? Hoe werkt dit? Waarvoor gebruiken we het?

A

Ala tijdens operatie snel een diagnose nodig is wordt het ter plekke bewerkt
1. Weefsel bevriezen
2. Handmatig snijden
3. kleuring
Voor de:
- aard weefsel
- radicaliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat wordt bedoeld met bemonsteren?

A

Uitkiezen van delen van het weefsel om te bekijken met plekken waar de meeste kans dat afwijking te vinden is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het verschil tussen FISH en immunohistochemie?

A

FISH: DNA
ICH: eiwitten –> sneller en goedkoper

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wanneer is een kanker diagnose echt definitief?

A

Na PA onderzoek
Doen we voor de diagnose en therapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een kenmerk van een moedervlek bij PA?

A

Nestjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke kleur kleurt de huid?

A

Eosine achtig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat voor onderzoek is een punctie? Wat zijn drie voorbeelden?

A

Cytologisch onderzoek
1. FNA = fine needle aspiration
2. Afstrijken bij smears test cervix
3. concentratie uit vloeistoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat doen we na een punctie met het weefsel? Duurt dit lang?

A

Dehydratie of lichte fixatie –> erg snel (geen formaline of paraffine)
Bewerkingstijd is max 2h

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is kenmerkend voor een punctie?

A
  • Kijkt naar losse cellen dus er is geen samenhang –> wel zijn de cellen 3D
  • er is uniciteit: kunnen niet ‘meer’ coupes snijden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat kunnen we met de uitslag van een punctie?

A

NIET geschikt voor definitieve diagnose
WEL geschikt voor het groeperen van het weefsel: maligne, benigne, etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat voor onderzoek is een biopt? wat is kenmerkend?

A

Histologisch onderzoek
- samenhangend stukje weefsel
- lange bewerkingstijd 12-24h met fixatie en paraffine inbedding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een nadeel van een biopt? Waarvoor kunnen we het gebruiken?

A

Kernmateriaal gaat niet in 1 coupe is een nadeel

Definitieve diagnose waarop behandeling baseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat voor soort onderzoek is een resectie?

A

Histologisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat gebeurt er met het weefsel na een resectie?

A
  • niet integraal gefixeerd omdat formaline te traag binnenkomt –> vers ontvangen en insnijden
  • Of snel ontvangen OF koelen OF vacuüm om autolyse te voorkomen
  • bekijken alleen bemonsterde gebieden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat kunnen we met een resectie?

A

TNM stadium bepalen en stadium bepalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is de sensitiviteit en specificiteit voor deze drie dingen op een röntgenfoto?
- Longcarcinoom
- Meta’s
- Pneumothorax

A
  • Longcarcinoom: sen > spec
  • Meta’s: Spec> sen
  • Pneumothorax: spec = 99% en spec = 85%
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Zegt KRAS iets over de prognose bij gemetastaseerde CRC?

A

Zonder behandeling doen mutant KRAS en wildtype KRAS het gelijk
Met cetuximab doen patienten het met een KRAS mutatie wel beter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is het verschil in E-cadherine tussen duotaal en lobulair mammacarc.?

A

Lobulair verliest E-cadherine
Duotaal NIET

21
Q

met welke marker kunnen we B-cellen aantonen?

A

CD20

22
Q

Welke tumoren reageren erg goed op ICI?

A

MSI tumoren met een grote respons in 95% van de patienten

23
Q

Welke van de ICI is het minst inzetbaar?

A

CTLA-4 remming

24
Q

Is PDL-1 expressie een predictieve maker?

A

inconsistent

25
Q

Wat lijt een goede indicatie te zijn voor ICI? Welk ziektebeeld hoort hierbij?

A

MSI
Lynch

26
Q

In welke gevallen is de respons langduriger aanwezig?

A

Vooral als respons ook heel diep is

27
Q

Van welke vier dingen hangt de werkzaamheid van ICI af?

A
  1. mutatiefrequentie (neo-Ag)
  2. Tumorinfiltraat leukocyten
  3. expressie PDL-1
  4. MSI status?
    Biomarker expressie is niet altijd predicatief!
28
Q

Wat kunnen we zeggen aan de hand van de bijwerkingen van ICI?

A

Inflammatoire reacties in diverse orgaan zijn te beschouwen als systematisch proof-of-principle = het werkt

29
Q

Waarom heeft testis carcinoom een hele goede overleving?

A

Omdat P53 hierin niet gemuteerd is
Dit is gunstig want het reageert goed op therapie zo geneest 90-95%
Behandelen dit met chemo en cisplatina

30
Q

Wat is een belangrijke mutatie die bijdraagt aan de slechte prognose van darm, prostaat, borst en blaas tumoren?

A

Hebben vaak een P53 mutatie

31
Q

Waar kunnen we mi-RNA onderzoek voor gebruiken?

A

mi-RNA microarrays gebruiken om de expressie van 100en mi-RNA’s tegelijk
Kan ook met NGS

32
Q

Wat kunnen we klinisch met het onderzoek naar mi-RNA?

A

Het heeft een goede diagnostische en prognostische waarde

33
Q

Hoe kunnen we bekijken welke genen we kunnen gebruiken om celdood te krijgen?

A
  1. siRNA voor verschillende genen elk in een aparte celkweek
  2. In elke kweek wordt 1 gen uitgeschakeld
  3. Analyseer het effect van de behandeling
  4. Welke siRNA’s geven celdood voor WEL kankercelen maar NIET voor normale cellen
  5. Kijken of er een remmer is voor deze targets
  6. Kijken of de remmer werkt in cellijnen of dieren
34
Q

Een van de twee varianten van DLBCL heeft een bepaald gen nodig voor overleving? In welke variant van DLBCL is dit? Welk gen is dit en welke remmer kunnen we daarvoor gebruiken?

A

GCB DLBCL heeft niet nodig
ABC DLBCL heeft wel nodig
CARD11 gen

MALT1 remt selectief CARD11

35
Q

Waarvoor kan cetuximab gegeven worden?
Wat is het effect hiervan?

A

Bij CRC bij een KRAS mutatie
Als mutatie dan hebben patienten met cetuximab een langere overleving

36
Q

Wat is het effect van een KRAS mutatie op de overleving als geen behandeling met cetuximab?

A

Dan geen verschil met de patienten die het wildtype hebben

37
Q

Wat is de mate van differentiatie bij DCIS?

A

Kan goed of slecht gedifferentieerd zijn
Comedo type = slecht gedifferentieerd
Er zijn meer voorlopers dan carcinomen

38
Q

Waar komen de meeste mammacarcinomen voor in de mamma?

A

50% lateraal craniaal
15% mediaal craniaal
18% tepel
11% lateraal causaal
6% mediaal causaal

39
Q

Wat is een opvallend verschil dat optreedt tussen lobulair en duotaal carcinoom (mamma) wat je kan zien bij histologische kleuring?

Wat is het effect hiervan?

A

Lobulaire carcinomen verliezen E-cadherine terwijl ductale carcinomen dit niet verliezen

Lobulaire carcinomen: verminderde cel-cel adhesie en ze liggen in losse strengen

40
Q

Hoe heet de hypothese die geldt voor het muteren van tumor suppressie genen?

A

Two hit hypothese van Knudson

41
Q

Wat is een belangrijk kenmerk van epitheel in de mamma dat verloren gaat bij het vormen van een carcinoom?

A

Tweelaligheid

42
Q

Wat is het onderzoek dat we in principe doen bij een verdenking op mammacarcinoom om het weefsel te bekijken?

A

Cytologische punctie

43
Q

Door welk principe hebben mensen die roken een grotere kans op tumoren in een bepaald gebied?

A

Field cancerazation: gebied van tong t/m de alveoli heeft een vergrote kans op mutaties door roken

44
Q

Wat is een typisch kenmerk dat plaveiselcellen bevatten?

A

Desmosomen en verhoorning

45
Q

Wat kunnen we onderzoeken met een transgene muis?

A

wt en mt genen actief
Voor: dominante negatieve mutaties
Oncogenen

46
Q

Wat kunnen we onderzoeken met een knock out muis?

A

geen actief gen
Voor: deletie van genen
Tumorsuppressor genen

47
Q

wat kunnen we onderzoeken met een knock in muis?

A

mt gen îs actief
Voor: puntmutaties

48
Q

Hoeveel procent van de tumoren is een carcinoom?

A

95%b

49
Q

Wat is te zien aan een celuitstrijk van bloed van een patient met multipel myeloom?

A

Ziet er normaal uit