HC 3: cel aan het werk Flashcards

1
Q

Wat hebben celorganellen met elkaar in gemeen?

A
  • eigen membraan
  • eigen functie
  • eigen interne milieu
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat kan met EM en lichtmicroscoop waargenomen worden?

A

EM ziet virussen macromoleculen en organellen en lichtmicroscoop cellen en bacterien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het verschillen tussen cytosol en cytoplasma?

A
  • cytosol: gelachtige substantie, ribosomen, eiwitten, RNA.
  • cytoplasma: cytosol + celorganellen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

3 transportroutes van nieuw aangemaakte eiwitten

A
  • naar kern via kernporie
  • door membranen van organellen
  • via blaasjes (vesikels)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Processen in de kern

A
  • DNA-reparatie
  • DNA-replicatie
  • Transcriptie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waaruit bestaat de kern?

A
  • nucleaire envelop: dubbellaagse membraan om kern heen. In verbinding met ER en ER-lumen
  • Nucleaire lamina: eiwitten binnen van nucleaire envelop, functie is stevigheid
  • kernporie: functie is eiwittransport
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waaruit bestaat de kernporie?

A

eiwitcomplex van 30 eiwitten, fibrillen aan cytosolkant (vangen macromoleculen op), nuclear basket aan nucleuskant (eiwitten doorheen getransporteerd)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Transport eiwit door kernporie

A
  • aanwezigheid van nucleair lokalisatie signaal (positief aminozuurvolgorde hoort kern in)
  • Herkennen en binden van eiwit door nuclear import receptor (transporteert door de kern)
  • Dit eiwit-receptorcomplex opgevangen door fibrillen in kernporie en getransporteerd door kernporie
  • Ran-GTP bindt aan dit complex, eiwit laat los en receptor+Ran-GTP gaat terug naar cytosol. Proces kost energie
  • Ran-GTP omgezet naar Ran-GDP en laat receptor los.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waaruit bestaat de mitochondrien?

A
  • Gladde buitenmembraan (doorlaatbaar voor kleine moleculen en ionen)
  • Binnenmembraan heeft cristae (vouwen) en matrix (ruimte tussen cristae).
  • Cristae doet oxidatieve fosforylering
  • matrix doet citroenzuurcyclus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Transport naar mitochondrium

A
  • eiwit heeft signaalsequentie aan N-terminus.
  • herkend door importreceptor
  • langs importreceptor ligt translocator die het eiwit naar een plek brengt waar de binnen en buitenmembraan dicht bij elkaar zijn.
  • de 2 translocators maken contact en eiwit kan erdoorheen
  • bij binnenkomst wordt signaalsequentie afgeknipt door signaal-peptidase.
  • opnieuw gevouwen door chaperone eiwitten, nu is het mature eiwit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn peroxisomen?

A

Kleine ronde organellen met enzymen erin. Functie is bv afbreken van schadelijke stoffen waarbij waterstofperoxide ontstaat. Ook synthese van fosfolipide.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Transport door peroxisoom

A
  • eiwitten hebben in het midden 3 aminozuren die signaal sequentie zijn
  • herkend door receptor eiwitten en brengt naar perixosoom waar translocator is
  • eiwit gaat erdoorheen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waaruit bestaat het ER en wat zijn de functies?

A

SER (glad) en RER (ruw).
- SER heeft geen ribosomen, zorgt voor synthese van vetten en metabolisme van koolhydraten. En aanmaak van hormonen.
-RER heeft ribosomen en doet eiwitsynthese. Zorgt voor kwaliteitscontrole van eiwitten.
ER stuurt eiwitten door naar andere organellen zoals golgi-apparaat. En ribosomen maken eiwitten aan die in ER-lumen of membraan horen.
- Bestaat uit: ER-lumen(binnen dubbele membraan), ER-membraan, ribosomen en cytosol.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Transport naar RER

A
  • polyribosomen werken aan 1 mRNA.
    -ribosoom herkent ER-signaal sequentie en maakt bij N-terminus hydrofobe import sequentie.
  • Dit wordt herkend door SRP (signal recognition particicles) in cytosol
  • binding gevormd en zorgt voor vertraging van translatie.
  • Dit geheel (ribosoom met mrna en srp) gaat naar ER-membraan waar SRP-receptor zit.
  • SRP laat los en de rest wordt gebracht naar protein translocator waar translatie verder gebeurt.
  • In ER-lumen wordt signaal afgeknipt door signaal peptidase en 3d vorm door chaperonne eiwitten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Aanmaak van transmembraaneiwit

A

Deze eiwitten blijven vast in het membraan.
- Na eiwitsynthese wordt het gebracht naar ER-membraan door ribosomen. Zelfde proces als bij het ER-eiwitten.
- Transmembraaneiwitten heeft midden in de keten een hydrofobe stop transfer sequence. Hierdoor blijft het eiwit vast in de membraan.
- Aan de cytosolkant wordt verder gesynthetiseerd en bij tegenkomst van nog een hydrofobe stopteken gaat het weer vastzitten in membraan en gaat zo door.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

4 noodzakelijke stappen van transport via transportblaasjes

A
  1. selectie van cargo (inhoud)
  2. Afknopping van donormembraan(budding)
  3. transport door cel
  4. fusie (versmelting met targetmembraan)
17
Q

Wat gebeurt bij afknopping van het eiwit?

A
  • 3 soorten coats: COPII (om ER), COPI (golgi-apparaat) en clatherine (om golgi en plasmamembraan).
  • Clatherine hecht vast aan adaptine die cargo selecteert. Buitenkant vormt het blaasje. Dynamine dmv hydrolyse GTP knoopt blaasje af. Clatherine valt later van blaasje af en wordt hergebruikt.
18
Q

Wat gebeurt er na afknopping van het blaasje?

A

Het wordt via motoreiwitten langs het cystoskelet voortbewogen door actief transport.

19
Q

Wat gebeurt er bij de laatste stap van transportblaasje?

A

Dit is fusie.
- Vesikel heeft Rab-eiwitten die herkend worden door tetherings proteins. Er vindt binding.
- 2e binding is tussen V-snare (vesikel) en T-snare (targetmembraan). Die binden en trekken de vesikel naar targetmembraan. Dit werkt specifiek.

20
Q

Wat is het endocytotische route?

A

Moleculen afgeknoopt in vesikels en treedt de cel in. Dit blaasje fuseert met vroeg endosoom. Deze rijpt tot late endosoom en fuseert met het lysosoom.

21
Q

Wat zijn de 3 mogelijkheid voor een eiwit die aankomt bij ER?

A
  1. retentie in ER
  2. via het golgi naar een lysosoom
  3. via golgi naar celmembraan
22
Q

Functie van Golgi-apparaat

A

Bevindt zich dichtbij de kern en ontvangt, sorteert, transporteert en modificeert eiwitten en vetten. Het controleert of eiwitten niet perongeluk naar golgi-apparaat zijn gekomen, terwijl ze in het ER moeten zijn.

23
Q

Het golgi-apparaat is target voor vesikels die vanuit het ER komen. Welke 2 zijdes het golgi-apparaat?

A
  • vesikels vanuit ER komen aan bij de cis-kant.
  • en verlaten via trans-kant. Deze blaasje gaan meestal naar lysosomen of naar celmembraan.
24
Q

Waaruit bestaat de golgi-stack?

A

Dit bestaat uit cisternae (plakken). cis-cisterna vast aan ciskant, mediale cisterna en trans-cisterna (transkant)

25
Q

Wat is functie van lysosomen?

A

afbraak en recycling van eiwitten en lipiden. Sommige lysosomen hebben eiwitten die alleen goed werken in zuurmilieu en hebben waterstofpomp die dit faciliteert, werkt op ATP.

26
Q

De producten die door lysosomen afgebroken worden komen de cel binnen via 3 routes, welke?

A
  1. endocytose (blaasjes komen cel binnen)
  2. fagocytose (grote moleculen bv bacterien afgebroken)
  3. autofagie (eigen organel en eiwit afbreken, om beschadigde te verwijderen)
    Hierbij komen aminozuren en lipiden vrij, gebruikt voor productie van andere dingen.
27
Q

Transporteiwit naar lysosoom

A

-eiwitten krijgen mannose groep in ER, die naar lysosoom moeten
- Golgi-appraat modificeert naar mannose-6-fosfaatgroep (M6P) waar die herkend wordt.
- dit gaat naar trans-kant en bindt aan M6P-receptor.
- blaasje met eiwit wordt afgesnoerd en gaat naar lysosoom.
- door waterstofpomp ontstaat h+-deeltjes waardoor milieu zuur wordt.
- receptor laat blaasje los vanwege zure milieu en gaat terug naar golgi-apparaat
- fosfaatgroep wordt van eiwit verwijdert en is nu actief

28
Q

Wat zijn de stappen van endocytose en recycling van LDL-receptor?

A

-cholesterol wordt gebonden aan LDL (low density lipoprotein) omdat het niet oplosbaar is
- LDL bindt aan LDL-receptor en trekt adaptine aan
- dit zorgt voor dat coating plaatsvindt van clathrine
-Er wordt vesikel afgesnoerd en gebonden aan vroeg endosoom
- lage pH in endosoom zorgt voor dat LDL-receptor loslaat en in vesikel teruggaat naar celmembraan voor recycling
- daarna gaat LDL met chlosterol binnenin naar lysosoom waar LDL afgebroken wordt door lage pH.
- Cholesterol wordt vrijgegeven aan cytosol