VO.1 - Pathologie van het kleincellig en niet-kleincellig longcarcinoom Flashcards

1
Q

Waarop kan de diagnose van longcarcinoom gesteld worden?

A

Op microscopisch beeld van cytologische of histologische preparaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe kunnen de cytologische of histologische preparaten verkregen worden?

A

Door
- sputumonderzoek
- broncho alveolaire lavage (cytologie)
- weefsel biopten (histologie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

In hoe veel gevallen komt het klein cellig longcarcinoom voor?

A

In 15-20% van de bronchuscarcinomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is vaak de locatie van SCLC? Aan welk kenmerk kunnen we dit zien?

A

Centraal
Kraakbeen in de preparaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de eerste uitzaaiing van SCLC?

A

Lymfeklierstations in de hilus van de long

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Met welke factor wordt SCLC sterk geassocieerd?

A

met roken > 98%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de verdubbelingstijd van SLCL?

A

30 dagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe behandelen we SLCL primair?

A

Intense chemo
Immunotherapie speelt nog geen rol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de kenmerken van SLCL:
- Grootte cel
- Kern/cytoplasma ratio
- chromatine
- nucleoli
- differentiatie
- uniformiteit

A

Grootte: klein-middelgrote cellen (1-2x zo groot als erytrocyt)
K/C ratio: (zeer) hoog
Chromatine: egaal vergrofd
Nucleoli: geen/onopvallend
Differentiatie:
- Geen buizen of slijmvorming
- Geen verhoorning of desmosomen

Cellen zijn redelijk uniform: grootte en vorm verschilt niet heel erg
Donkere kernen liggen tegen elkaar aan en duwen elkaar weg = kern moulding
Kernen zijn allemaal ongeveer even groot
Dicht beeld van cellen
- Cellen vormen kleine rosetjes
- Er kan necrose zichtbaar zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Vanuit welke cellen komt SCLC?

A

Vanuit neuro-endocriene cellen in de bronchus en bronchioli

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welk verschijnsel komt vaak samen met SCLC?

A

Paraneoplastische syndroom
- HyperCa door overmatige TSH productie door de tumor
- Syndroom of Pierre Marie-bamberger = hypertrofische osteoarthropatie
- Cushing syndroom door ACTH productie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het gevolg van hypertrofische osteoarthropatie?

A
  • clubbing
  • Periostitis van de distale gewrichten bvb de hand of de elleboog
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe vaak komt het plaveiselcelcarcinoom (PCC) voor?

A

40-45% van de NSCLC

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar komt de PCC voor? Waaraan herken je dit?

A

Centraal in de bronchiën
Er zit kraakbeen bij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Aan welke risicofactor is PCC sterk gelinkt? Bij wie komt het vaker voor?

A

Aan roken
mannen > vrouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe groot is het PCC vaak?

A

Vaak is de omvang > 4 cm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe verloopt het ontstaan van PCC?

A
  1. schade aan respiratoir epitheel (met trilharen)
  2. Cilindrische epihteel wordt vervangen door plaveiselcel epitheel (squameuze metaplasie)
  3. DNA afwijkingen en schade: cellen minder goed uitrijpen
  4. Hierna houden zich niet meer aan hun regelmatige bouw = dysplasie
  5. Hooggradige dysplasie/ carcinoma in situ
  6. invasief carcinoom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn de histolische kenmerken van PCC?

A
  • Grootte: middelgroot-groot –> verschillen in grootte waardoor een rommelig beeld
  • nucleoli: zichtbaar
  • chromtaine: sterk vergrofd
  • differentiatie
    a) desmosomen
    b) verhoorning (donkerroze) als cellen geen zuurstof meer krijgen
    c) geen buizen of slijm
  • Normale weefsel wordt weggedrukt door tumor
  • Cellen hebben sterke begrenzing
  • grotere kernen
  • normale structuur gaat verloren en de bouw is onregelmatig
  • 80% heeft cavitatie = centraal verval door necrose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe vaak komen adenocarcinomen (AC) voor?

A

40% van de NSCLC

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Waar liggen AC vaak?

A

Vooral perifeer
Vaker tegen de pleura aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is de associatie van AC met roken?

A

Minder sterk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hoe noemen we de eerste voorloper van AC?
En daarna?

A

Atypische adenomateuze hyperplasie
= AAH

AIS = adenocarcinoma in situ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is primair de behandeling van AC?

A

St I: Chirurgie als er geen meta’s zijn
St II: chirurgie + adjuvant chemo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wie hebben een verhoogd risico op AC?

A

Vrouwen
Aziaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is het histologisch Beeld van AC?

A
  • buisvorming en slijm productie
  • middelgrote tot grote cellen
  • nucleoli zijn zichtbaar
  • Scherpe celgrenzen
  • vergrofd chromatine
  • vergrote kernen en onregelmatig van vorm (kenmerkend voor maligniteit)
  • minder ronde cellen
  • tumorgebied donkere kleur door vele celkernen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is het verschil tussen tumorcellen en pneumocyten type II (die normaal in de long zitten)?

A

Pneumocyten: boller en schuimig cytoplasma –> maken vetrijk (fosfolipiden) materiaal voor de productie van surfactant
Tumor: plat en glad van vorm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Waarom krijgen cellen van een AC donkere kernen?

A

Veel RNA productie in de nucleoli –> kenmerkend omdat de cellen vaker delen
Donkerder door hematoxiline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Hoe kunnen we onderscheid maken tussen tumorcellen, lymfocyten of stromacellen?

A

PAS-kleuring: kleurt slijm aan = het product van cellen van een AC
TTF-1 is kenmerkend voor een AC uit de long

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat is histologisch te zien bij AIS?

A
  • tussenschotten alveoli zijn verdikt maar de structuur van de alveoli loopt wel nog (tumor volgt de structuur van de alveoli)
  • Te veel kernen in het stroma van de tussenschotten
  • Cellen hebben verschillende vorm en grootte
  • er zijn zichtbare nucleoli (veel transcriptie)
  • Verhoogde kern/cytoplasma ratio
  • zaait niet uit
  • kunnen multifocaal voorkomen
30
Q

Waardoor ontstaan verdikte alveolaire tussenschotten en wat is het gevolg hiervan?

A

Door fibrose vorming
Gevolg: geen gaswisseling

31
Q

Wat is de overleving van AIS?

A

Na operatieve verwijdering is de 5 jaars overleving 100%

32
Q

Aan de hand waarvan is het een AAH of een AIS?

A

AAH < 5 mm
AIS > 5 mm

33
Q

Hoe vaak komt grootcellig carcinoom voor (GCLC)?

A

10% van de bronchuscarcinomen

34
Q

Waarmee heeft GCLC een sterke relatie?

A

Met roken hele sterke relatie

35
Q

Waar komt GCLC voor?

A

Overal in de longen

36
Q

Van welk weefsel komt GCLC?

A

Alveolair, bronchiaal en bronchiolair epitheel
Wordt zo genoemd omdat er geen differentiatie is in PCC of AC
Als we tumor niet kunnen indelen wordt het hier ingedeeld

37
Q

Hoe kunnen we onderscheid maken tussen AC en PCC?

A

PCC of AC hebben verschillende cytokeratines
Deze kunnen we bepalen door IHC

38
Q

Noem een subtype van GCLC? Hoe tonen we dit aan?

A

Grootcellig neuro endocrien carcinoom
- aankleuren met neuro endocriene marker
- Met elektronen microscoop

39
Q

Wat is het histologisch beeld van GCLC?

A
  • Geen buis en slijmvorming
  • Geen desmosomen en verhoorning
  • Necrose: gebied zonder kernen–> doordatt tumor zo snel groeit dat angiogenese niet meer bijhoudt
  • Bindweefselvorming (tegenreactie op tumor)
  • Grote kernen
  • Cellen wisselend van vorm en grootte
  • Kern/cytoplasma ratio verhoogd
  • Scherpe celgrenzen
  • chromatine is vergrofd
40
Q

Hoe maak je histologisch onderscheid tussen necrose en verhoorning?

A

Necrose: abrupt roze cellen zichtbaar
Verhoorning: geleidelijke overgang
Wel allebei geen kernen en roze van kleur

41
Q

Hoe kunnen we bij GCLC wel of niet enig onderscheid van differentiatie maken?

A

Niet: met IHC
Wel: via moleculaire of elektronenmicroscopie enige differentiatie tussen PCC of AC

42
Q

Wele drie neuro endocriene tumoren zijn er in de long?

A
  1. Grootcellig neuro endocrien carcinoom
  2. kleincellig carcinoom
  3. carcinoid
43
Q

Welke twee subtypes van carcinoid zijn er?

A
  1. Typisch
  2. Atypisch
44
Q

Hoe noemen we een tumor die uitgaat van de pleura?

A

Mesothelioom
Uit van mesotheelcellen en groeit diffuus over de pleura

45
Q

Wat is de prognose van het mesothelioom? Waarom?

A

Slechte prognose omdat er geen goede behandeling voor is

46
Q

Wat is de oorzaak van mesothelioom? Wat is de latentie tijd? Waarmee wordt het NIET geassocieerd?

A

Asbest
25-40 jaar na expositie
NIET met roken

47
Q

Wat is de presentatie van een mesothelioom vaak?

A
  • pijn
  • pleura vocht
48
Q

Wat zijn de drie histologische vormen van mesothelioom?

A
  1. Epitheliaal: lijkt op AC omdat ook buisvorming, maar GEEN slijmproductie
    Cellen zijn bol
  2. Sarcomatoid: cellen zijn langgerekt (spoelcellig)
  3. Bifasisch: een combinatie van 1 en 2
49
Q

Wat is het histologisch beeld van mesothelioom?

A
  • asbest (bruine vlekken)
  • antracose (koolstofdeeltjes)
  • Buisvorming (gezien als AC)
50
Q

Hoe kernen we asbest bij histologie?

A

Bruine vlekken: door bloedingen komt ijzer op de naaldjes als deze bvb door een bloedvat heen prikken. Hierdoor gaat het roesten (oxideren) –> bruin

51
Q

Wat gebeurt er als een mesothelioom verder groeit?

A
  • pleura wordt steeds dikker
  • groeit vaak om de long heen en tussen de kwabben
  • door omliggende vetweefsel (stukje meenemen bij resectie)
  • uitgroei in omliggende structuren waardoor minder effectieve ruimte is voor de longen om te ademen
52
Q

Hoe kunnen we onderscheid maken tussen een AC en een mesothelioom?

A

PAS kleuring: dit kleurt slijm aan
Beiden vormen buizen
AC: productie slijm
mesothelioom: GEEN productie van slijm

53
Q

Wat kan een proces in de pleura ook zijn?

A

Een reactie
MAAR als invasief is het per definitie maligne

54
Q

Hoe kunnen we onderscheid maken tussen een primaire tumor en een metastase?

A

Primaire tumor heeft voorloper stadia die te vinden zijn rondom de tumor
Metastasen hebben geen voorloperstadia dus die zijn ook niet rond de tumor te vinden

55
Q

Wat zijn de 6 punten waarop het belangrijk is om macroscopische preparaten op structurele manier te beoordelen?

A
  1. Lokalisatie: waar in het orgaan zit de afwijking kan onderscheid maken tussen welk type tumor waarschijnlijker is
  2. Uiterlijke kenmerken: kleur, consistentie, afbakening, afmeting
  3. Relatie met onderliggende structuren: door de pleura gegroeid? Ligging tov vaten
  4. Diagnose: soort tumor, soort meta’s
  5. metastasen: in welke structuur verwachten we deze het eerst?
  6. Ontstaan: zijn er risicofactoren die hierbij aan hebben bijgedragen
56
Q

Aan welke zijde is het kraakbeen van de trachea onderbroken?

A

Dorsale zijde

57
Q

Wat is de functie van de kraakbeenschotten in de bronchi?

A

Der kraakbeenschotten zijn voor de stevigheid. Als zij zouden ontbreken dan zouden de bronchi dichtvallen bij uitademen.

58
Q

Welke cellen vormen de bekleding van de wand van bronchi en bronchioli?

A

Trilhaarepitheel, slijmbekercellen, basale cellen, clubcellen (voorheen ‘Claracellen’) en neuroendocriene cellen. Neuroendocriene cellen zijn niet met routine lichtmicroscopie te herkennen.

59
Q

Zitten in de long cilien of microvilie?

A

Cilien

60
Q

Wat is de functie van deze cilien?

A

Het verzorgt het transport van a.a. stofdeetjes richting trachea

61
Q

Wat voor type epitheel zit in de luchtwegen?

A

Het is eenlagig meerrijig cylindrisch trilhaardragend epitheel
Alle epitheelcellen van de bronchus (trilhaarcellen, slijmbekercellen, basale cellen, clubcellen en neuroendocriene cellen) zijn verbonden met de basaalmembraan. Het lijkt dus alsof er meerdere cellagen aanwezig zijn, vandaar de naam pseudo-gelaagd epitheel. Het is echter niet zo dat alle cellen ook reiken tot aan het oppervlak

62
Q

Hoe wordt het bronchiaal epitheel in stand gehouden?

A

Door proliferatie van aan de basis van het epitheel gelegen “stam”cellen, dit zijn de basale cellen.

63
Q

Wat is de functie van de slijmlaag in de longen?

A

Slijmlaag voorkomt uitdroging en vangt stofdeeltjes uit de ingeademde lucht weg.

64
Q

Door welke cellen worden alveoli bekleed?

A

pneumocyten type 1 en pneumocyten type 2. Pneumocyten type 1 ontstaan uit pneumocyten type 2.

65
Q

In welke verhouding komen pneumocyten voor?

A

type 1 bedekt voor ongeveer 97% de oppervlakte van de alveoli. Maar qua aantal zijn er 2x zo veel type 2 pneumocyten

66
Q

Waartoe dient het surfactant?

A

Het surfactant dient ter verlaging van de oppervlaktespanning.

67
Q

Een zuurstofdeeltje wordt ingeademt.
Welke weg legt dit af?

A

pneumocyt, basaalmembraan pneumocyt, basaalmembraan endotheelcel, endotheelcel

68
Q

Waar mondt deze ductus alveolaris in uit?

A

saccus alveolaris

69
Q

Waarvoor hebben we de indeling NSCLC en SCLC?

A

Niet-kleincellige carcinomen kunnen (onder bepaalde condities) chirurgisch behandeld worden en hebben (mede daardoor) een betere prognose. Kleincellige carcinomen zaaien reeds in een vroeg stadium uit en zijn daardoor niet curabel door middel van chirurgie. Wel zijn zij relatief gevoelig voor chemotherapie.

70
Q

`hoe lang heeft een longtumor nodig om te ontwikkelen?

A

De tijd die nodig is om een afmeting van één cm te bereiken is voor het kleincellige carcinoom bijna drie jaar, voor het plaveiselcel- en ongedifferentieerd grootcellige carcinoom ruim acht jaar en voor het adenocarcinoom ruim vijftien jaar.

71
Q

Wat is de definitie van paraneoplasie?

A

Paraneoplastische syndromen zijn verschijnselen die veroorzaakt worden door ‘bioactieve’ stoffen die door een longtumor worden geproduceerd en die elders in het lichaam een effect sorteren.

72
Q

Hoe noemen we de veranderingen aan de vingers?

A

Pulmonale osteo-artropathie (Syndroom van Pierre-Marie Bamberger); veroorzaakt door veranderingen in het nagelbed.