Week 13 Flashcards

1
Q

Wat is de Breslow-dikte?

A

De tumordikte bij een melanoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe groot is de marge van de re-excisie van een melanoom bij een Breslow dikte van minder dan 2 mm en hoe groot bij meer dan 2 mm?

A

Minder dan 2 mm: 1cm marge
Meer dan 2 mm: 2 cm marge

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Vanaf welke Breslow dikte bij een melanoom is er een indicatie voor een sentinel node procedure.

A

1,5 mm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Door welk eiwit wordt p53 onderdrukt bij HPV?

A

E6

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar staan de letters in PICOS voor?

A
  • Population/patiënt
  • Intervention
  • Comparison
  • Outcome
  • Study design
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat bestudeert farmacokinetiek?

A

Wat het lichaam doet met het farmacon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de belangrijkste reden dat na het vinden van een lead compound het proces van ontwikkeling hiervan tot een
bruikbaar medicijn in de preklinische fase tot stilstand komt?

A

De farmacokinetische eigenschappen zijn niet goed, wat blijkt uit proefdieronderzoek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de 2 basisprincipes van geneesmiddelenontwikkeling?

A

Farmacoligische eigenschappen: Werking vs bijwerking en toediening vs dosering

Organisatorische eigenschappen: Samenwerking tussen industrie en kliniek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat bestudeert farmacodynamiek?

A

Wat het farmacon doet met het lichaam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat doe je bij leadfinding en hoe lang duurt dat ongeveer?

A

Je zoekt naar de lead compound en dat duurt ongeveer 4-5 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat doe je met lead optimalisation?

A

Je gaat het lead compound verbeteren m.b.v. chemische modificaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waarom zijn diermodellen beter te gebruiken dan celmodellen?

A

Diermodellen kunnen beter de farmacokinetiek nabootsen en daarnaast zijn effectiviteit en toxiciteit beter te voorspellen in diermodellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het therapeutisch venster?

A

De bandbreedte tussen over- en onderdosering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de 7 beïnvloedende factoren op farmacokinetiek?

A
  • Ziektegerelateerd
  • Lichaamskenmerken
  • Genetische factoren
  • Leefstijl
  • Orgaanfunctie
  • Co-medicatie
  • Lichaamsoppervlakte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Verhoogd of verlaagd roken de concentratie van een geneesmiddel?

A

Verlaagd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Door welke 2 factoren is kanker historisch ingrijpend veranderd?

A
  • Medisch-wetenschappelijke ontwikkelingen
  • Sociaal-culturele ontwikkelingen
17
Q

Welke 2 vormen van targeted therapy kunnen gegeven worden bij een melanoom?

A

BRAF- en MEK-remmers

18
Q

In welke 3 gebieden kan het circulair DNA van het HPV-virus worden ingedeeld?

A

1 (LCR) Long Control Region: Startpunt van DNA-replicatie. Transcriptiecontrolerende elementen van enhancer en promotor.
2 Vroeg gebied: Transcriptie van vroege genen (E1, E2, E4, E5, E6, E7)
3 Laat gebied: Transcriptie van late genen (L1 en L2)

19
Q

Wat zijn de 3 effecten van HPV?

A
  1. Stimuleren van de proliferatie van de
    gastheercel;
  2. Virusreplicatie;
  3. Assemblage en export van viruspartikels
20
Q

Wat zijn 2 redenen waarom sommige vrouwen het HPV virus niet kunnen uitschakelen, wat leidt tot het ontwikkelen van cervixcarcinoom?

A

● Persisterende infectie: onderdrukking van de lokale immuunrespons, waardoor
geïnfecteerde cellen aanwezig blijven;
● Kritische stap: partiële integratie van viraal DNA in het genoom van de gastheercel.
Circulair DNA gaat over in lineair DNA, wat ingebouwd kan worden in het genoom. E2/E4
zijn afwezig, waardoor er permanente expressie is van E6/E7. E2/E4 hoort E6/E7
namelijk te remmen. Dit zorgt voor permanente proliferatie en immortalisatie wat leidt
tot genomische instabiliteit. Dit kan uiteindelijk leiden tot progressie in kanker.

21
Q

Wat zijn de belangrijkste parameters voor het inschatten van de kans op baarmoederhalskanker?

A
  • HPV-integratie
  • HPV-subtype
  • Aantal HPV kopieën
  • Aanwezigheid van het virus
22
Q

Wat zijn de 2 effecten van een oncolytisch virus?

A

Het oncolytisch effect en het opwekken van een anti-tumorale respons.

23
Q

Welke 2 dingen mogen oncolytische virussen absoluut niet doen?

A

De patiënt niet ziek maken en zich niet inbouwen in het genoom.

24
Q

Waar moet een arts overtuigd van zijn bij euthanasie?

A
  • Vrijwillig en weloverwogen verzoek
  • Uitzichtloos en ondraaglijk lijden
  • De patiënt is voorgelicht
  • Geen redelijke andere oplossing
25
Q

Wat is het belangrijkste verschil tussen Machine Learning en Deep Learning?

A

Bij Machine Learning worden er kenmerken uit een beeld (MRI) afgeleid die aan het systeem worden aangeboden. Bij Deep Learning wordt
het hele beeld aangeboden.

26
Q

Noem de twee belangrijkste eisen die de veiligheid van een oncolytisch virus betreffen.

A

Veilig voor zowel gastheer (niet ziekteverwekkend voor patiënt) als mensen EN DIEREN in de omgeving
Wordt niet geïncorporeerd in het genoom en kan niet recombineren met andere virussen (niet muteren)

27
Q

Noem twee eisen die de effectiviteit van een oncolytisch virus betreffen.

A

Induceert oncolyse van cellen (tumor degeneratie)
Opwekken van - of verbeteren van- tumor gerichte immuun response